Ds. Van Rijswijk: Huisbezoek is hartenbezoek
In veel kerkelijke gemeenten gaan ambtsdragers jaarlijks op huisbezoek. Bij huisbezoek gaat het erom „dat de grote werken van God gehoord mogen worden”, schrijft ds. J. van Rijswijk in zijn nieuwe boek ”Huisbezoek – hartenbezoek” (uitg. Den Hertog).
Er is over het onderwerp huisbezoek in de loop der jaren best veel gepubliceerd. U noemt zelf een aantal boeken die binnen onze kring over dit thema verschenen zijn. Waarin is uw boek anders? Wat voegt het toe?
„De aanleiding tot het uitgeven van dit boekje was een lezing die ik in het verleden gehouden heb. Uitgever Hans Versloot van uitgeverij Den Hertog kreeg een opname van die lezing in handen en vond dat er iets mee gedaan moest worden. Dat is inmiddels dus gebeurd. Die lezing is aangevuld en geredigeerd, niet met de intentie om nu eens te verbeteren wat hier in het verleden al over geschreven is. Wel hoop ik wat pastorale handreikingen te mogen doen, in de hoop dat ze tot zegen zijn voor ambtsdragers en gemeenteleden.”
U schrijft: We zouden moeten uitzien naar het jaarlijkse huisbezoek. Maar, veel mensen zien er niet naar uit; zien er zelfs tegenop. Hoe zou dat komen?
„Huisbezoek is hartenbezoek. Het gaat om de kernvraag of wij de enige Troost mogen kennen in leven en sterven. Op huisbezoek moet het gaan om de vraag wat het Woord van God door Zijn Geest heeft uitgewerkt in ons hart. Hoedanig is mijn leven? Ons wordt gevraagd: „Is het wel met u?” Die vragen zouden dagelijks bij ons moeten leven, maar de praktijk is vaak zo anders. Daarom is er wellicht dat opzien tegen het huisbezoek. Het is natuurlijk ook wel een tere zaak om dingen over de omgang met de Heere en Zijn Woord met een ander te delen. Dat mag best opzien geven.”
Ambtsdragers kunnen ook tegen het huisbezoek opzien. Het is geen koffievisite, maar hartenbezoek, zielenbezoek. Wie is tot deze dingen bekwaam?
„Ambtsdragers hebben het gebed zo nodig van de mensen die ze gaan bezoeken. Ze dienen vóór ieder bezoek ook zelf Gods aangezicht te zoeken, opdat ze in de Geest en in de gestalte van Christus op weg zouden mogen gaan, in ootmoed, liefde en afhankelijkheid. Wie is tot deze dingen bekwaam? Ons ontbreekt als ambtsdragers echt alles, maar de Heere wil uit Zijn volheid onze ambtelijke en persoonlijke leegheid uit genade vervullen.”
De ambtsdrager komt vooral om te luisteren, maar velen vinden spreken gemakkelijker dan luisteren. Er zijn cursussen spreekvaardigheid, maar geen cursussen luistervaardigheid. Wat nu?
„In mijn boekje wordt veel aandacht gegeven aan het luisteren, aan het uitluisteren. Als ambtsdragers moeten we ons hier voortdurend in oefenen. We moeten mensen laten uitspreken, niet steeds inbreken in het gesprek, niet de ander onderbreken met ons eigen verhaal. Dat eist liefde tot de mensen, oprechte interesse en belangstelling in iemands leven. De ambtsdrager mag zichzelf niet op de voorgrond stellen. Goed luisteren in het gesprek is opnemen en verwerken. Goed luisteren is een werk van het hart.”
U beschrijft hoe in de loop van de kerkgeschiedenis met huisbezoek is omgegaan. Van daaruit pleit u ervoor dat juist de predikant op huisbezoek gaat. Dat is in veel kerkelijke gemeenten niet de praktijk.
„Het is een ideale situatie als een predikant mee kan gaan op huisbezoek. In kleine gemeenten is dit misschien mogelijk. In veel kerken in de gereformeerde gezindte is dit echter niet de praktijk en is het ook niet haalbaar. Het bijzondere pastoraat, vooral in een grote gemeente, vergt al veel van een herder en leraar. Toch zouden we er alles aan moeten doen om de gemeente te kennen. De kudde is aan onze zorgen toebetrouwd. Het gaat om ons geestelijk zielenheil.”
ds. J. van Rijswijk, predikant van de
gereformeerde gemeente in Oud-Beijerland