Improviseren op de autoloze zondag
Stille straten, moeizame fietstochten, jaloersheid op de buren. Herinneringen van RD-lezers aan de autoloze zondagen, een halve eeuw geleden.
Bij de familie H. Huls in Staphorst werd een zoon geboren op de tweede en gedoopt op de vijfde autoloze zondag. Het was stil op straat, dus toen de dokter naar de familie reed, wisten alle buren wat er loos was.
De ouders kregen ontheffing voor het vervoer van hun kind naar de doopdienst en terug. Zelf moesten ze na de dienst ook nog naar huis en toen was het eindtijdstip van de ontheffing al verstreken. Noodgedwongen huurden ze een taxi. Toen reden er dus twee auto’s, en dat stond haaks op de bedoeling van de beperkende maatregelen.
De baby was ook zomaar niet bij de kerk. „De eigenaar (en chauffeur) van de auto woonde 8 kilometer van ons af. Hij mocht alleen van ons huis naar de kerk rijden, dus hij bracht de auto op zaterdagavond en ging op de fiets naar huis. Op zondagmorgen weer met de fiets naar ons toe, met de auto heen en weer naar de kerk en weer met de fiets naar huis. Op maandagmorgen kwam hij de auto halen.”
Ziekenhuis
Ds. H.A. Samson was hervormd predikant in Stavenisse. Er kwam daar bijna niemand met de auto naar de kerk, dus de autoloze zondag was geen probleem. De predikanten hadden echter een derde dienst elders, omdat vier van de acht gemeenten op het eiland vacant waren. „Ik herinner me een collega die vergeten was voor zo’n vacaturebeurt ontheffing aan te vragen. Hij moest ’s middags om half drie voorgaan in Sint Maartensdijk en stond toen in Sint Annaland. Geen ontheffing. Wat nu? Op de fiets! Koffer met toga achterop en tegen de wind in over het eiland naar het zuiden. De afstand viel tegen. En hij had meer tijd nodig dan gedacht. Bezweet en bijna buiten adem kwam hij iets te laat aan. En de dienst kon doorgaan zoals gepland.
Zelf reed ik voor het vervullen van twee preekbeurten elders ’s morgens over de Van Brienenoordbrug, die anders op zondag met verkeer gevuld was. Toen was ik de enige op de brug, samen met iemand die rolschaatsend op de rijbaan mij tegemoet kwam. Geen enkele keer werd ik aangehouden om mijn ontheffing te laten zien.
Eén keer gebeurde dat wel terwijl ik geen ontheffing had. Op een zondag in december had ik twee diensten in eigen gemeente en na de avonddienst kwam vanuit het ziekenhuis in Bergen op Zoom in verband met het verwachte overlijden van een gemeentelid de vraag of ik nog kon komen. Ik had natuurlijk geen ontheffing. Wat te doen? Gaan!
Op de brug van Tholen naar Noord-Brabant werd ik aangehouden. Uitgelegd ik welke omstandigheden ik als predikant zonder ontheffing onderweg was. Ik mocht wel door, maar moest later die week een schriftelijke verklaring van de behandelende arts in het ziekenhuis overleggen op het politiebureau om geen bekeuring te krijgen. In het ziekenhuis kwam ook een dochter van de zieke uit Woudrichem, ook zonder ontheffing, ook aangehouden, ook met de eis van een verklaring van de behandelende arts. Voor haar veel pijnlijker dan voor mij; haar vader is inderdaad overleden. Wat me ook bijgebleven is: de rust van deze zondagen en de duidelijk betere kerkgang.”
Predikanten kampten soms wel met een tekort aan benzinebonnen. Oud-bestuurslid A. van Nieuw Amerongen van de hervormde evangelisatie in Breukelen herinnert zich hoe gemeenteleden daarin meedachten: er zaten regelmatig benzinebonnen in de collectezak. Geen van de voorgangers hoefde het te laten afweten.
IJzige koude
Kerkgangers wilden ook niet verstek laten gaan. Arnold en Nel Zonnenberg waren op 28 november 1973 getrouwd en wilden naar eigen zeggen „gelijk goed beginnen”: naar de kerk. Zondag 2 december was echter een ijsdag met een gemiddelde temperatuur van -7,3 graden en een gevoelstemperatuur van -10,1.
Van Woerdensche Verlaat naar de hervormde kerk in Kamerik was het veertig minuten fietsen. „De kerkgangers keken vervuld met medelijden naar het jonge stel, de nieuwe meester en zijn vrouw. Dat voelde goed: we waren meteen al meer dan welkom. En we laafden ons aan de straalkachels met hun gezellige oranje straling en aan de voetverwarmingsplaten. En aan de preek, mogen wij er wel bij vermelden. Na de dienst kwam ds. C.A. Tukker naar ons toe. Hij sprak zijn verbazing uit over het feit dat we gewoon op de fiets gekomen waren. Hij was niet alleen verbaasd, hij vond het onverantwoord. „Dit gebeurt niet meer!” zei hij op zijn vastberaden manier. „Ik ga morgenochtend naar de burgemeester en zorg voor een ontheffing van het rijverbod.” En dat gebeurde.”
Rolschaatsen
Voor Klaas en Rietje Hoekstra was het op de fiets te ver, van Beetgum naar de christelijke gereformeerde kerk in Leeuwarden. Als ziekenverzorger had Hoekstra vrijstelling om naar zijn werk te rijden. Zijn vrouw fietste toen maar naar een Friese dienst in de gereformeerde kerk in Beetgummermolen. „Goed dat Rietje Fries had geleerd en nu de dienst enigszins kon volgen.”
Fennie van den Brink uit Barneveld herinnert zich dat haar vader ontheffing kreeg: „Mijn opa en oma reden elke zondag mee naar de kerk en konden die zes kilometer niet meer fietsen. Onze auto was bijna de enige op de weg.” Feike Voorwinden had die ontheffing ook: „Zo kon ik mensen vanuit bejaardentehuis Nebo naar de kerk van de gereformeerde gemeente in Zwijndrecht brengen.”
Ad Adriaanse herinnert zich dat ds. G. Kuijt, zendingspredikant in de Gereformeerde Gemeenten, op verlof kwam. „Hij logeerde dan bij ons in Middelburg en preekte onder meer in Middelburg, Waarde en Wemeldinge. Mijn vader reed hem naar de verschillende preekplaatsen en kreeg daarvoor vergunning.”
Liesbeth de Bruijn-Schalk, die destijds een jaar of zeven was, herinnert zich iets anders van de autoloze zondagen: „Mijn rooms-katholieke buurmeisjes konden rustig rolschaatsen op straat. Ik vond het daarom jammer dat het geen autoloze zaterdagen waren, want rolschaatsen op zondag, dat deed je niet.”
Lege wegen
De lege wegen maakten indruk, zegt Ina Duijzer-van Boksel. „Op zondag 9 december lag mijn moeder in het ziekenhuis te ’s-Hertogenbosch na een operatie. Wij wilden natuurlijk wel op ziekenbezoek, dus vroeg mijn vader ontheffing aan. Die kregen we en zo reden wij ’s middags van Hedel naar ’s-Hertogenbosch.” Ze zagen geen andere auto’s op de weg. „Als 12-jarig kind vond ik dat natuurlijk heel bijzonder. Jaren later werkte ik bij een oude predikant die op datzelfde tijdstip in ’s-Hertogenbosch had gepreekt. Hij had ook geen andere auto’s gezien onderweg. Wat ons betreft mogen ze vaker autoloze zondagen organiseren.”
Willem Boele uit Kockengen, destijds 26 jaar, besloot benzine te hamsteren. Hij vulde er twee melkbussen van zijn vader mee zonder het hem te vertellen. Deze twee bussen stonden apart in de wagenschuur, ver van de andere melkbussen. „Ik weet nog wel dat mijn ouders me op een dag vroegen of ik ook zo’n benzinelucht rook als ik over het erf liep. Pas veel later heb ik hun verteld wat ik had gedaan om toch te kunnen blijven rijden.”