Waarom Israël verplicht is meer noodhulp toe te laten in Gaza
„Geen elektriciteit, geen water, geen brandstof, het is allemaal afgesloten”, kondigde defensieminister Yoav Galant even na 7 oktober de belegering van Gaza aan. Hoe is het om oorlog te voeren met een tegenstander die tegelijk humanitair afhankelijk van je is?
Zo’n 500 vrachtwagens zijn er normaal gesproken per dag nodig om de Gazastrook te bevoorraden. Maar in een oorlog is niets normaal. Ook de bevoorrading van eerste levensbehoeften niet. Sinds maandag gingen er in totaal slechts 74 trucks de grens over. Honderden per dag werden er tientallen per week. En dat terwijl de nood hoog is en er volgens hulporganisaties nagenoeg overal een tekort aan is in de Gazastrook.
Water, voedsel en medicijnen komen nu mondjesmaat het gebied binnen. Brandstof vooralsnog niet, want Israël is bang dat Hamas die gebruikt voor aanvallen. Benzine is echter nodig om waterpompen te laten draaien en vrachtwagens te kunnen laten rijden. Zonder draaiende pompen geen stromend water. Zonder vrachtwagens geen meel voor de bakker.
Ook ziekenhuizen lijden onder het tekort aan brandstof. Doordat de stroom is afgesloten, zijn ze afhankelijk van noodgeneratoren, die op diesel draaien. Artsen opereren met zaklampen, couveuses dreigen uit te vallen. „Als dit zo doorgaat, veranderen ziekenhuizen in mortuaria”, zegt Carla Jonkers, hoofd internationale noodhulp bij het Rode Kruis, op de website van de hulporganisatie.
„Ik kan de reactie van Israël ergens wel begrijpen”, zegt Marten Zwanenburg, hoogleraar militair recht aan de Universiteit van Amsterdam en de Nederlandse Defensie Academie. „Het is menselijk om na een aanval vergelding te willen.” Juist het oorlogsrecht biedt volgens hem in zo’n gespannen situatie uitkomst. „De regels zijn helder. Burgers mogen geen onderdeel worden van het conflict.”
Want hoewel oorlogen bol staan van wetteloosheid, zijn er wel degelijk regels waar strijdende partijen zich aan dienen te houden. Het doorlaten van humanitaire hulp aan een bevolking in nood is volgens het oorlogsrecht zo’n plicht, zegt Zwanenburg. Ook als die bevolking bij de tegenstander hoort. „De geschiedenis leert dat strijdende partijen het moeilijk vinden om zo’n dubbele rol te combineren. Te vaak worden burgers wel onderdeel van het conflict.”
De hoeveelheid door te laten hulp, hangt af van de noden van de burgers, zegt de hoogleraar. „Alles waar de bevolking zelf niet in kan voorzien, moet doorgelaten worden.” Is een strijdende partij ook de bezetter van een gebied, dan heeft zij naast het toelaten van humanitaire hulp ook de verplichting om zelf zorg te dragen voor de burgers in de regio. „Ze moeten bijvoorbeeld de medische zorg in het gebied op peil houden en ervoor zorgen dat er genoeg voedsel is.”
Drones
Strijdende partijen hebben wel het recht op controle, verduidelijkt Zwanenburg. Zo mogen ze checken welke spullen het gebied binnenkomen, maar bijvoorbeeld ook voorschrijven welke routes hulpkonvooien moeten rijden. Israël maakt op dit moment gebruik van dat recht, omdat het niet wil dat brandstof Gaza binnenkomt.
Een ingewikkeld aspect aan dit conflict is volgens de hoogleraar de controversiële kwestie of Israël wel of geen bezettende macht is. Israël zelf vindt van niet. De Verenigde Naties van wel. „Er staan hoge grensmuren langs Gaza en Israël vliegt continu met drones boven het gebied. Dat zou gezien kunnen worden als een bijzondere vorm van bezetting”, zegt Zwanenburg. Tegelijkertijd is Israël sinds 2005 niet meer met troepen in de Gazastrook aanwezig. „Dus zijn ze niet fysiek de bezetter van het gebied.”
Juist die afwezigheid van Israëlische troepen in Gaza, bemoeilijkt volgens de hoogleraar de voortgang van humanitaire hulp. Normaal gesproken kunnen soldaten van de bezettende macht zorgen dat alles veilig verloopt. Ook checken ze of de goederen daadwerkelijk bij de bevolking terechtkomen. „In Gaza is zo’n bezettingsmacht niet aanwezig en wordt gevochten, waardoor de situatie voor hulpverleners erg onveilig is”, zegt de hoogleraar.
Omgekeerde wereld
De leiders van 27 EU-landen riepen Israël en Gaza er daarom donderdag –na een intens diplomatiek overleg– toe op hun gevechten regelmatig te onderbreken. De leiders van de lidstaten maken zich grote zorgen over de humanitaire crisis in Gaza. Corridors en gevechtspauzes moeten ertoe leiden dat de hulp flink opgeschaald kan worden.
„Eigenlijk mag humanitaire hulp helemaal geen onderdeel van de onderhandelingen tussen strijdende partijen zijn”, zegt Jan Tijmen Ninck Blok, humanitair oorlogsrechtspecialist bij het Rode Kruis. „Het is namelijk een plicht om die hulp toe te laten.” Een uitzondering daarop is als de veiligheidssituatie tijdelijk niet gewaarborgd kan worden, weet de deskundige. „Maar die uitzondering, lijkt nu de regel te worden. Dat is de omgekeerde wereld.”
Het verlenen van humanitaire hulp reikt volgens Ninck Blok verder dan alleen het openen van de grens. „Het gaat er ook om dat de route die de konvooien rijden veilig is. En dat er geen bombardementen zijn op het tijdstip dat de hulpgoederen uitgedeeld worden aan de lokale bevolking.”
Onder meer aan drinkwater is in Gaza een groot gebrek. Het gebied is deels afhankelijk van ontziltingsmachines die het zoute zeewater drinkbaar maken. Doordat er nauwelijks brandstof en elektriciteit beschikbaar is, kunnen die systemen niet draaien. „Hulporganisaties delen wel chloridetabletten uit. Maar die hebben alleen nut voor zoet water.” De duizenden waterflessen die hulporganisaties leveren zijn volgens Ninck Blok een druppel op een gloeiende plaat.
Vrijdagmiddag werd bekend dat het kabinet nog eens 15 miljoen euro beschikbaar stelt voor noodhulp in Gaza. Dit komt bovenop de 10 miljoen euro die de regering eerder al beloofde. De grote vraag blijft echter of die hulp Gaza überhaupt wel zal bereiken.