Cryptobedrijven krijgen kosten DNB-toezicht 2021 terugbetaald
Cryptobedrijven hoeven niet op te draaien voor de toezichtkosten die de Nederlandsche Bank (DNB) bij hen in 2021 in rekening heeft gebracht. Dat heeft de Rotterdamse rechtbank bepaald.
DNB brengt bij onder toezicht staande instellingen jaarlijks de kosten in rekening die met de controlewerkzaamheden zijn gemoeid. Sinds 2020 zijn ook bedrijven die zich bezighouden met de handel in cryptomunten verplicht zich te laten registreren bij DNB.
De cryptobedrijven maakten bezwaar tegen de hoge toezichtkosten, die soms tot enkele tonnen kunnen oplopen. Zij vinden dat ze ondanks de registratieplicht niet als onder toezicht staande instelling hoeven te worden aangemerkt. Bedrijven die geen vergunning maar alleen een ‘registratie’ moeten aanvragen, zouden niet onder dit strenge regime vallen.
De rechter stelt dat cryptobedrijven wel degelijk moeten worden aangemerkt als onder toezicht staande instellingen, maar geeft de cryptobedrijven voor een deel gelijk. De manier waarop DNB registratieverzoeken beoordeelt, is volgens de rechter in strijd met de Europese antiwitwasrichtlijn. De kosten van deze werkzaamheden zijn daarom in 2021 ten onrechte aan de cryptodienstverleners doorbelast.
Patrick van der Meijde, voorzitter van brancheorganisatie VBNL van cryptobedrijven, is zeer tevreden met de uitspraak. „De rechtbank geeft aan dat het op basis van de huidige regelgeving niet mogelijk is om alleen de rechtmatige kosten van het doorlopend toezicht in rekening te brengen en zet daarom een streep door de gehele heffing voor 2021.”
De cryptobedrijven gaan nu vervolgstappen bepalen, ook voor de bezwaarprocedure tegen de kostenheffingen van 2022, die nog loopt.
Ook DNB verwelkomt de uitspraak van de rechter, laat een woordvoerder weten. „Dit bevestigt ons mandaat om ook op de cryptosector goed witwastoezicht te houden en daar is de maatschappij bij gebaat.”
Toch wil de toezichthouder na de uitspraak in overleg met het ministerie van Financiën, omdat de rechter de grondslag voor de in rekening gebrachte toezichtkosten niet verbindend heeft verklaard.