Maastricht trekt geld uit voor versterking Joodse gemeenschap
Maastricht wil 125.000 euro beschikbaar stellen voor het beschermen en versterken van de Joodse gemeenschap in de Limburgse hoofdstad, en het verspreiden van kennis en educatie over het Joods verleden. Geen fraai verleden, aldus burgemeester Wim Hillenaar woensdagavond tijdens de presentatie van een rapport over de omgang met Joden tijdens en na de Duitse bezetting van Maastricht.
„In Maastricht en de toenmalige zelfstandige gemeenten Amby en Heer zijn in de oorlogsjaren inwoners opgepakt en gedeporteerd naar de concentratiekampen”, aldus Hillenaar. „Het spijt ons vooral dat het is gebeurd zonder noemenswaardige weerstand van het toenmalige gezag en het merendeel van de samenleving. Sterker nog: gemeentebesturen, ambtenaren en politie hebben ondersteunende activiteiten aan de Duitse onderdrukkers geleverd. Het is een ongemakkelijke waarheid; een waarheid die we onder ogen moeten zien.”
Het onderzoeksrapport „Onvoltooid Verleden, Ontrechting en rechtsherstel van Joodse inwoners in de gemeenten Maastricht, Amby en Heer” werd woensdagavond in de Maastrichtse synagoge gepresenteerd.
Tijdens de bezetting werd meer dan de helft van de Joden uit Maastricht, Amby en Heer vermoord. Na de oorlog konden terugkerende Joden niet altijd terug naar hun woningen. Daarin zaten vaak andere gezinnen. Veel Joden moesten noodgedwongen intrekken bij anderen, of in hun onderduikadres blijven.
Terugkerende Joden kregen te maken met mensen die hun spullen zouden bewaren, maar deze niet terug wilden geven. „Het terugkrijgen van het juridische eigendom van de huizen en landbouwgronden kostte soms jaren. Bij de minnelijke schikkingen die daar de basis voor vormden, legden de oorspronkelijke Joodse eigenaren er in financiële zin soms op toe.”
Naast veel onverschilligheid heerste er ook na de bezetting nog steeds antisemitisme. Het rapport concludeert dat „het rechtsherstel voor veel Joden na de oorlog een bittere teleurstelling was en werd ervaren als een vorm van onrecht en discriminatie”.
Hoewel ze door buren vaak enthousiast onthaald werden, staat „de ervaren afwezigheid van een uitgestoken gemeentelijke hand daarmee in schril contrast. Joodse terugkeerders waren op zichzelf aangewezen.”