Gynaecologen: Zorg rond bevalling schiet tekort
In de verloskundige zorg in Nederland worden onnodig veel medische ingrepen gepleegd. Steeds meer vrouwen krijgen een kind na een keizersnede, zonder dat die ingreep aantoonbare winst oplevert voor moeder of kind.
Dat zeggen de gynaecologen P. Reuwer en H. Bruinse in de donderdag verschenen editie van het tijdschrift Medisch Contact. Het percentage keizersneden is de afgelopen twintig jaar gestegen van 5 naar bijna 15. Dat is niet het gevolg van meer ingrepen bij vroeggeboorten, stuitliggingen of ernstig zieke patiënten.
De toename betreft vooral keizersneden voor niet-vorderende baringen bij gezonde vrouwen met een voldragen, gezond kind in schedelligging. Deze groep ’normale zwangeren’ ondergaat ook steeds vaker een vacuümextractie. Volgens beide gynaecologen is het aantal kunstverlossingen veel te hoog. Zij vinden dat de verloskundige zorg faalt.
Zieke zwangeren zijn door de moderne medische mogelijkheden beter af dan vroeger, stellen de gynaecologen, terwijl gezonde zwangeren juist slechter af zijn. Zij achten het aantal onnodige ingrepen onrustbarend. Reuwer: „Als je verloskundigen en gynaecologen vraagt naar het waarom, verwijzen ze doorgaans naar zoiets vaags als de tijdgeest, waarmee de bal in feite bij de zwangeren wordt gelegd: die zouden niet meer kunnen baren.”
Volgens Reuwer ligt het probleem in werkelijkheid bij de hulpverleners die hun vak niet goed verstaan. Zij zouden de zogeheten ontsluitingspathologie niet tijdig genoeg herkennen, waardoor vrouwen onnodig uitgeput raken. Vrouwen accepteren het volgens de gynaecoloog terecht niet meer twee of drie dagen over een bevalling te doen. Een goed begeleide bevalling hoeft naar de mening van Reuwer niet langer dan twaalf uur te duren.
Reuwer: „Als je vrouwen spontaan wilt laten bevallen, moet je ervoor zorgen dat ze fit genoeg aan de start verschijnen. Daar heb je beduidend meer kans op na maximaal tien uur ontsluiten dan na 24 uur afzien.” Bruinse: „Verloskundigen moeten af van de vooringenomen stelling dat de thuisbevalling het hoogste doel is. De maximale kans op een spontane bevalling, dat is het doel.” Reuwer en Bruinse bepleiten dan ook opheffing van de scheiding tussen de verloskundigen en gynaecologen. Er moet een transmurale organisatie voor de verloskunde komen.
Gynaecologen krijgen van Reuwer en Bruinse in hun boek nog meer de wind van voren dan verloskundigen. Een assistent-gynaecoloog begeleidt in het ziekenhuis het belangrijkste deel van de bevalling, de ontsluitingsfase, en dat zonder duidelijke instructies, waardoor ze pas mogen bellen als de bevalling al uit de hand is gelopen. Pas dan komt de gynaecoloog. Net als verloskundigen lopen ook gynaecologen achter de feiten aan, aldus de schrijvers.