Met de handen graven naar overlevenden in Marokko
Reddingswerkers in Marokko vechten drie dagen na een verwoestende aardbeving tegen de klok. Het officiële dodental door de aardbeving van vrijdagavond laat stond maandagmorgen op ruim 2100.
Op sommige plekken in het Atlasgebergte van Marokko hebben hulpverleners met blote handen puin geruimd, op zoek naar overlevenden. Het gebied is lastig te bereiken, mede omdat wegen door rotsblokken zijn geblokkeerd. Het is daardoor al helemaal moeilijk om graafmachines in de zwaar getroffen gebieden te krijgen. De ravage is er enorm: hele dorpen zijn weggevaagd.
Inwoners van het Atlasgebergte klaagden intussen over de trage opstart van de hulpverlening. „We hebben geen voedsel, geen brood of groenten. We hebben niets”, zei een man in Asni, op zo’n 50 kilometer van Marrakesh, maandagmorgen tegenover de BBC. „Niemand is hier gekomen om te helpen.” Het is een geluid dat de journalisten van de Britse omroep van „veel inwoners” hoorden. Mensen wachtten wanhopig op hulp.
Beperkt
Vanuit de internationale gemeenschap is van alle kanten hulp aangeboden, maar maandagmorgen hadden de Marokkaanse autoriteiten enkel nog de steun geaccepteerd van Qatar, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Arabische Emiraten. Vanuit andere landen zijn er soms wel specifieke experts verwelkomd. De autoriteiten gaven aan alle aanbiedingen van hulp zorgvuldig te wegen omdat „een gebrek aan coördinatie contraproductief kan zijn.”
Derk Segaar, hoofd Internationale hulp bij het Nederlandse Rode Kruis sprak zondag van een „desperate” situatie in de bergen. Hij vindt het daarbij logisch dat de autoriteiten maar beperkt buitenlandse hulp inroepen. „Het is logistiek ingewikkeld om hulptroepen uit zo veel landen bijeen te brengen. Ze kijken naar wat er bij de situatie past.”
In de Franse krant Le Figaro gaf hoogleraar sociale geografie Sylvie Brunel, oud-directeur van hulporganisatie Action contre le Faim, aan dat „een vorm van nationale trots” wellicht ook een rol speelt. „Internationale humanitaire hulp stroomt altijd van ontwikkelde naar onontwikkelde landen. Als opkomend land, dat gesprekspartner van Europa wil zijn en streeft naar een regionale machtspositie, wil Rabat laten zien dat het soeverein is, in staat om hulp te verlenen. Het wil zich niet gedragen als arm land dat de wereld liefdadig moet komen redden.”
Ze benadrukt daarbij dat overhaaste hulpverlening inderdaad een bron van veel problemen kan zijn en goede coördinatie cruciaal is. Bovendien spelen bij elke humanitaire operatie ook altijd geopolitieke belangen. Brunel herinnert eraan hoe de tsunami op Tweede Kerstdag 2004 in Indonesië voor de Amerikanen een uitgelezen kans was om invloed te verwerven in een deel van de wereld waar ze zwak vertegenwoordigd waren.
Intussen is duidelijk dat Marokko op de lange termijn nog veel hulp kan gebruiken. Hossam Elsharkawi, regiodirecteur Noord-Afrika van het Internationale Rode Kruis/de Rode Halve Maan, stelde zaterdag dat in Marokko „vele maanden, zo niet vele jaren” noodhulp nodig zal zijn.