Politie vindt geen nieuw soort detector
De politie heeft tot nu toe nog geen automobilisten betrapt met een voor opsporingsapparatuur onzichtbare radardetector in hun auto.
Omdat agenten wel wekelijks tientallen andere verboden radarverklikkers in voertuigen aantreffen, denkt het Bureau Verkeershandhaving van het openbaar ministerie dat de nieuwe apparaten niet wijdverspreid zijn.
Radardetectoren, waarmee automobilisten verkeerscontroles van de politie kunnen onderscheppen, zijn sinds 2004 wettelijk verboden. Vorig jaar is dat verbod in diverse proefprocessen nog eens bekrachtigd. Alle politiekorpsen beschikken inmiddels over speciale apparatuur waarop een radarverklikker in een auto te zien is. In 2004 zijn meer dan 4000 weggebruikers betrapt. Ieder moest een boete van 250 euro betalen. Bovendien werd de detector in beslag genomen.
In augustus vorig jaar doken berichten op dat er verklikkers waren ontwikkeld, die onzichtbaar zouden zijn voor de apparatuur van de politie. Een woordvoerder van het Bureau Verkeershandhaving zei gisteren dat nog nooit zo’n „onzichtbare” detector is gevonden. „Agenten doorzoeken regelmatig voertuigen van hardrijders en vinden daarbij nog steeds verstopte detectoren. Maar die zijn allemaal zichtbaar voor onze apparatuur. Het is dus de vraag of zo’n zogenaamd onzichtbare verklikker wel werkt.”
Justitie schat dat er nog zeker 50.000 mensen rondrijden met een verklikker in hun auto. Sinds het verbod worden de detectoren wel steeds vindingrijker verborgen. Er zijn al apparaten gevonden in een uitgehold boek, een handschoen en een sigarenkistje.
Een radardetector waarschuwt de automobilist voor een flitspaal, zodat hij tijdig vaart kan minderen. De politie gaat volgens het Bureau Verkeershandhaving niet speciaal op zoek naar de verboden apparaten, maar neemt de opsporing wel mee in reguliere verkeerscontroles. „Zolang we er nog zo veel vinden, gaat de zoektocht gewoon door”, aldus de woordvoerder.