Kamperen in het ziekenhuis
U hebt het bericht vorige week vast gelezen: het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein gaat familie van patiënten vragen te helpen bij „niet-verpleegkundige handelingen”. Bijvoorbeeld bij het wassen van ‘hun’ patiënt en helpen met aankleden.
Nieuw is het initiatief niet, want eerder meldden vier ziekenhuizen in Amsterdam iets dergelijks als proef te gaan doen. De reden is voor iedereen duidelijk: een tekort aan verplegend personeel.
Waarom ik er hier over schrijf is dat in arme landen zulke praktijken al langer bestaan. Ik kwam ze geregeld tegen bij bezoeken aan ziekenhuizen in Bangladesh, Myanmar en in diverse landen in Afrika. Een ziekenzaal betreden, betekent er steevast je door een menigte van mensen heen wringen: vrouwen vooral –moeders, echtgenotes, dochters en tantes– die zich rond een ziek familielid hebben genesteld om „niet-verpleegkundige handelingen” te verrichten. Vast onderdeel is koken, want patiënten van voedsel voorzien hoort niet bij de standaardzorg in ziekenhuizen. Vanwege het gekwebbel en het plezier onderling heeft zo’n samenkomst iets weg van kamperen, al zijn er soms ook spanningen, ruzies zelfs.
Vanwege dat laatste: wie als ziekenhuisbaas de deuren verder open zet voor mensen vanbuiten –om ze te laten koken of wat dan ook– moet weten wat hij doet. Want voor je het weet vult rumoer van de straat de ziekenzaal. Of zijn kwetsbare patiënten de dupe van onmin binnen families. Omdat aan het ziekbed pijnlijk duidelijk wordt wie wel en wie niet bijdraagt. En dan nog dit: hoe sociaal en betrokken zijn wij Nederlanders nog? Als ik de filosoof Ad Verbrugge mag geloven (in zijn recente boek ”De gezagscrisis, filosofisch essay over een wankele orde”) is er sprake van „erosie van gemeenschapsverbanden”, veroorzaakt door een „kindse mentaliteit” waarbij alles draait om individuele vrijheid en een „consumptieve fixatie” op de eigen beleving. Waarbij we boven alles ons eigen belang op het oog hebben (...). Als Verbrugge gelijk heeft, zou ik me in Nieuwegein zorgen maken...Maar er is een andere kant aan dit initiatief. Beter: een beweging in omgekeerde richting. Waarbij ziekte en pijn vanachter ziekenhuismuren tevoorschijn komen. Hoorbaar, zichtbaar en tastbaar middenin de samenleving. Als vanzelf kwam bij mij Lukas 5 in beeld, waar mannen op het dak klimmen om een gehandicapte voor de voeten van Jezus te laten neerzakken. Dat was heilzaam voor die man en voor omstanders. Welnu, leerzaam (en wellicht ook heilzaam) is het voor egotrippers onder ons, die druk zijn lijf en leden strak en stralend te houden. Met ziekenzalen te worden geconfronteerd zodra die als het ware binnenstebuiten worden gekeerd, geeft hun zicht op wat óók bij het leven, ja, ook bij hún leven hoort.
Terug naar een kliniek die ik bezocht in Myanmar. Waar bij een bed niemand zat. De patiënt, een meisje van vijftien, bleek lepra te hebben. Ze was uit vrees om verstoten te worden stilletjes naar de kliniek gegaan. „Ik ga bij oma logeren”, had ze gezegd. Een taboe in de samenleving werd in dat zaaltje tastbaar. Niet door geroezemoes, maar juist door stilte. Intussen was het meisje wel in een christelijk hospitaal beland. En dat kwam erop neer dat ze –via de hoofdingang– aan de voeten van Jezus terecht was gekomen.