Chaos regeerde op het Binnenhof
Al wekenlang regeerde niet meer het kabinet-Kok, maar de chaos op het Binnenhof. Hoe de val van Srebrenica in turbulente tijden, zeven jaar na dato, kon leiden tot de val van het gehele tweede paarse kabinet.
Crises heeft de paarse coalitie genoeg gekend. Kabinetsleden raakten in grote problemen omdat Europese subsidies verkeerd werden besteed (ESF-affaire) of omdat wet- en regelgeving niet was aangemeld bij de Europese Commissie (Securitel-affaire). Het establishment schudde op z’n grondvesten toen procureurs-generaal een coup pleegden tegen de minister van Justitie, maar niet minder toen bleek dat hoge ambtenaren belangrijke informatie over de Bijlmerramp „onder de pet” hadden gehouden.
Toch leidden de affaires zelden tot het gedwongen vertrek van bewindslieden. Slechts de Ctsv-affaire draaide in 1996 uit op het vertrek van staatssecretaris Linschoten. Buiten de Kamer besloten minister Peper -geconfronteerd met oude Rotterdamse bonnetjes- en minister Apotheker om persoonlijke redenen af te treden. De nacht van Wiegel leidde weliswaar tot ontreddering, maar de zaak werd snel gelijmd. Verder hield paars het hoofd koel en de ministers in het zadel.
Met recht kan daarom de vraag worden gesteld hoe het mogelijk is dat de val van Srebrenica zeven jaar na dato alsnog leidt tot het collectieve aftreden van het paarse kabinet. De formele verklaring is dat het kabinet al in de loop van 1996 aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) vroeg een uitgebreide reconstructie van Srebrenica te maken, waarop vervolgens bijna zes jaar moest worden gewacht. Het vorige week gepresenteerde NIOD-rapport leidt nu tot ingrijpende consequenties.
Maar er valt meer over te zeggen. Het NIOD-rapport oogt zeker niet dermate explosief dat het onvermijdelijk zou moeten leiden tot de val van het hele kabinet. Dat is ook wat VVD-leider Dijkstal er dinsdag over opmerkte. Bovendien waren de belangrijkste overwegingen van het NIOD beslist niet nieuw. Zo constateerde de parlementaire onderzoekscommissie-Bakker al in de zomer van 2000 dat de uitzending van Dutchbat naar Srebrenica politiek onvoldoende onderbouwd en dus onzorgvuldig was.
Het debat over het onderzoeksrapport van de commissie-Bakker in het parlement bracht geen van de staatsrechtelijk verantwoordelijke ministers van het paarse kabinet ook maar één moment in gevaar. Geen enkel lid van een regeringspartij peinsde erover om die reden het vertrouwen in het kabinet op te zeggen. Die wetenschap staat in schril contrast met de persoonlijke overtuiging die de afgelopen dagen bij premier Kok „rijpte” dat alsnog een ingrijpende daad moest worden gesteld.
Kok deed dinsdag tijdens een korte persconferentie een emotioneel appèl op het kritische gilde van de journalistiek hem toch vooral op zijn woord te geloven dat hij geheel onafhankelijk en persoonlijk tot de overtuiging is gekomen dat aftreden de enige weg was. De dames en heren ministers en staatssecretarissen zouden hem daarop zijn gevolgd. Kok erkende dat hij door het optreden van vooral minister Pronk de schijn tegen heeft, maar verwees naar zijn reputatie als integer staatsman.
Uit de geladen woorden van de minister-president kan met wat goede wil worden geconstateerd dat hij er zelf heilig in gelooft dat dit de werkelijke gang van zaken is. Dat neemt echter niet weg dat de zaken zelf in een andere richting wijzen. Vorige week toonde Kok zich nog zeer strijdbaar, zei dat hij „iedereen recht in de ogen” kon kijken en leek gretig het debat met de Kamer te willen aangaan. Afgelopen vrijdag zei hij nog nuchter dat het kabinet over precies een week het Srebrenica-rapport verder zou bespreken.
Het heeft er inderdaad alle schijn van dat Kok de regie volledig kwijt was. Minister De Grave liet publiekelijk weten dat hij overwoog af te treden en dreigde impliciet premier Kok op die manier in een onmogelijke positie te brengen. Maandag liet ook minister Pronk uitlekken dat hij zou gaan aftreden, en wel om een conclusie die het NIOD niet eens getrokken heeft. Te midden van de chaos kon Kok niet anders dan de ministerraad met spoed bijeenroepen.
Dinsdag meldde de premier dat hij het besluit om af te treden had genomen op het moment dat hij de ministers voor crisisberaad bijeen riep. Ook dat tijdstip wekt scepsis over zijn verklaring dat hij geheel onafhankelijk tot zijn oordeel is gekomen. De rede die Kok dinsdag in de Kamer hield -en die zeker indrukwekkend was- riekte enigszins naar een poging tot ”damage control”: schadebeperking. Door alle aandacht naar zichzelf te trekken, schiep Kok een beeld waarin volstrekt geen chaos of anarchie, maar slechts strubbelingetjes voorkomen.
Geen chaos of anarchie? De leider van de grootste oppositiepartij, Balkenende, gelooft er niets van. In een eerste reactie op de val van het kabinet bezigde hij dinsdag in enkele zinnen de termen „rommelig”, „stroomversnelling” en „niet overtuigend.” Volgens de CDA-leider komt dit „de betrouwbaarheid van de politiek niet ten goede.” Met andere woorden: wie denkt dat het aftreden van het kabinet iemand als Fortuyn de wind uit de zeilen neemt, zou wel eens bedrogen uit kunnen komen.
Misschien was het wel de lange schaduw van Fortuyn die de Haagse hazen ditmaal zo wonderlijk deed lopen. Het NIOD-rapport over Srebrenica heeft met de verkiezingen in het zicht een merkwaardige ambiance gekregen. Het paarse kabinet was al enige tijd ontregeld. PvdA en VVD buitelden al wekenlang over elkaar heen met plannen die in strijd leken met het kabinetsbeleid. De coalitie was duidelijk in verval, constateerde Balkenende al. Daardoor kon de val van Srebrenica de val van het kabinet-Kok betekenen. Zeven jaar na dato. Tot verbazing van de internationale gemeenschap.