Christiaan Winter promoveert op zoektocht naar sound componist Willem Vogel
De melodieën die componist Willem Vogel voor nieuwe liederen schreef liggen qua karakter dicht bij die van het Geneefse Psalter.
Dat betoogt Christiaan Winter in het proefschrift dat hij vrijdag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam verdedigt. Winter is stadsbeiaardier van Alkmaar en docent aan de Nederlandse Beiaardschool HKU. In zijn proefschrift ”Zuivere, eerlijke, oprechte kerkmuziek” onderzocht hij hoe de muziek van componist en kerkmusicus Willem Vogel (1920-2010) de religieuze identiteit van kerkgangers vormde. De hoofdvraag van zijn onderzoek luidt: „Wat was de invloed van het werk van Willem Vogel op het klankidioom van de Nederlandse protestantse liturgische muziek van de tweede helft van de twintigste eeuw?”
Vanwaar uw fascinatie voor de muziek van Willem Vogel?
„Ik was van 1996 tot 2018 als cantor in de Oude Kerk in Amsterdam de opvolger van Willem Vogel. Tot 2002 werkte ik met hem samen; hij was toen organist van de Oude Kerk. Toen Vogel in 2010 overleed, kreeg ik de vraag een in memoriam te schrijven. Ik schreef toen min of meer gedachteloos op: „Zonder Willem Vogel had de protestantse kerkmuziek anders geklonken.” De onderbouwing van die bewering is het proefschrift, als een uit de hand gelopen resultaat.”
Volgens Winter zou in bepaalde delen van de kerk de muziek zonder Willem Vogel anders geklonken hebben. Hij denkt dan met name aan wat de Liturgische Beweging van de Van der Leeuwstichting heeft gebracht. Vogel schreef ongeveer 2000 verschillende stukken, waarvan twintig strofeliederen zijn terechtgekomen in het ”Liedboek voor de kerken” (1973) en vijftig in het ”Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk” (2013). Zijn melodieën bij strofische liederen zijn het wijdst verspreid en hebben volgens de promovendus in zekere zin de religieuze identiteit van de kerkganger gevormd.
Voor de liturgische muziek in het Nederlandse gereformeerd protestantisme vanaf de 16e eeuw bleef volgens het principe van Calvijn slechts plaats voor eenstemmige gemeentezang. Volgens Winter kwam Vogel met zijn twintig strofeliederen in het ”Liedboek voor de kerken” daaraan ruimschoots tegemoet.
Kunt u dat uitleggen?
„Zijn melodieën hebben een typisch calvinistisch karakter. Sommige zijn niet of nauwelijks te onderscheiden van melodieën uit het Geneefse Psalter, met hun overwegend syllabische schrijfwijze waarin elke lettergreep van slechts één melodietoon is voorzien. Kenmerk is ook het sobere ritme, waarbij gebruikgemaakt wordt van slechts twee verschillende notenwaarden en de beperkte omvang van de melodie.”
De orgelwerken van Vogel zijn toegesneden op het boventoonrijke neobarokke orgeltype.
„Wellicht is hij tot zijn verdriet nooit organist geweest op zo’n type orgel. Hij schreef nooit voor een bepaald type instrument. Zijn muziek kun je ook goed spelen op een klassiek of romantisch orgel.”
Vogel redigeerde ook vier bundels met intonaties, voorspelen, bewerkingen en begeleidingszettingen voor organisten bij psalmen en gezangen. Verder schreef hij muziek voor koren en cantorijen; niet alleen voor professionele koren, maar ook voor eenvoudige cantorijen. Zijn magnum opus is zijn motettenboek, gecomponeerd op teksten van dichter Sytze de Vries, destijds predikant van de Oude Kerk.”
Vogel bediende zich van een klank- en vormentaal. Hoe duidt u dat?
„Teksten zette hij om in zijn eigen klanktaal. Wat de vorm betreft, put hij uit klassieke voorbeelden van 17e- en 18e-eeuwse componisten.”
Wat bedoelt u met de zogenaamde Vogelsound?
„Eerst is dat de relatie tussen tekst en muziek. Van zijn oeuvre is 90 tot 95 procent gebaseerd op tekst. Zijn muziek is onderdanig aan de tekst. Het tweede is dat hij als componist gestructureerd bouwde met melodische bouwstenen, melodiefragmenten.”
De kerkgangers lijken de liederen van Vogel niet in hun hart gesloten te hebben.
„Dat blijkt inderdaad uit twee enquêtes. Vogel heeft toch iets kerkmuzikaal elitairs, terwijl het volk liever wat populairs zingt. Of wat meer meeslepende liederen, zoals de melodie van Frits Mehrtens bij het lied ”Zingt voor de Heer een nieuw gezang”. Maar bijvoorbeeld Vogels melodie bij ”Wij moeten Gode zingen”, een lied van Willem Barnard, is voor mij nog altijd de top.”
Meer informatie: vu.nl