Bijbelgetrouw museum net over de grens is het bekijken waard
Een uur rijden voorbij de Nederlandse grens ligt in het Ruhrgebied het opmerkelijke Bibelmuseum Wuppertal-Elberfeld. Het is onlangs helemaal opnieuw opgezet en flink uitgebreid. Wat heeft het museum te bieden?
Gids Martin Brücher blijkt een gedreven verteller. „De oorsprong van de Bijbel begint bij het ontstaan van schrijven en lezen”, steekt hij van wal. Om te kunnen schrijven, is er materiaal nodig. De oude Mesopotamiërs en Babyloniërs haalden dat uit de Eufraat: ze gebruikten plakken natte klei, waarin ze tekens drukten. „Lezen en schrijven was in deze oude culturen, 3000 voor Christus, normaal: het hoorde bij het gewone dagelijks leven.”
Het schrift was oorspronkelijk een beeldschrift, met voor elk woord een aparte afbeelding, vertelt Brücher. Hij pakt een paar replica’s van een tafel en laat die rondgaan in de groep, die met de lezersreis van Logos Instituut uit De Bilt is meegegaan. „Als je goed kijkt, zie je er de kop van een koe in.” Dit beeldschrift had enkele grote nadelen: er waren ongelooflijk veel tekens nodig, net zoals bij het klassieke Chinees; en het was niet gemakkelijk te leren.
Uit het beeldschrift ontwikkelden de oude beschavingen een soort lettergreepschrift: elk beeld staat voor een lettergreep, vervolgt de gids. Maar ook dat bleek te ingewikkeld.
Een uitvinding van de zeevarende Feniciërs bood uitkomst. Zo’n 2000 jaar voor Christus legden zij de basis van het alfabet: elk teken staat voor een klank. „Het oorspronkelijke Hebreeuwse alfabet komt sterk overeen met het Fenicische. „Zo stond de letter ”aleph” in het beeldschrift voor rund of koe, later voor één letter van het alfabet. Het eerste alfabet kende geen medeklinkers. Pas later zijn de klinkers, zoals a, e, i, o en u, daaraan toegevoegd.”
De Egyptenaren gingen hun eigen weg. Hun schrift bestond uit hiëroglyfen. Ze gebruikten geen klei om te schrijven, maar hout en papyrus. Brücher pakt een verdroogd stengeltje met een waaiervormige pluim. „Het rietachtige papyrus groeide in overvloed langs de Nijl. Het werd langs de lange kant opengesneden, platgeslagen en in repen naast elkaar gelegd. Dwars daaroverheen legden ze nog een laag opengesneden en platgeslagen papyrusstengels. Het lijmachtige merg plakte de lagen aan elkaar vast. En door het te verhitten en te persen ontstond papyrus waarop kon worden geschreven.” Hierop heeft Mozes hoogstwaarschijnlijk ook zijn vijf boeken geschreven.
Het schrijven op papyrus was een kunst op zich. „De Egyptenaren doopten een schuin afgesneden riet in inkt. Die inkt werd gemaakt van een mengsel van roet, hars en water, of uit galappels gehaald. Maakten ze een foutje, dan konden ze dat met vulkanisch puimsteen uitvegen.”
Perkament
Het Nieuwe Testament is vermoedelijk opgeschreven op papyrus en perkament, vermoedt Brücher. „De apostel Paulus heeft het immers over „de perkamenten”, die Timotheüs mee moet nemen uit Troas.”
De Turkse stad Pergamum stond bekend vanwege het perkament dat er werd gemaakt. Daarvoor werd geiten- of runderleer heel dun afgeschraapt en behandeld met kalkwater. De gids laat een bijna doorschijnend vel perkament rondgaan. „De buitenkant waaraan de haren hebben gezeten, is niet bruikbaar om op te schrijven; de letters zouden erop vervloeien.”
Perkament was duurzaam, maar ook heel duur. Eén rund leverde slechts vijf A4’tjes. „Voor een heel boek had iemand dus een grote kudde koeien nodig”, grapt Brücher.
Vondsten van papyrus zijn „vaak een kwestie van geluk”, meent de gids. „Soms komen ze tevoorschijn op plekken waar je het niet vermoedt. Zo was er ooit een halve zool gevonden van een Romeinse schoen. Deze bleek opgevuld te zijn met afgedankte papyrus. Daarop stond het nu oudst bekend handschrift van het Markusevangelie.”
Historische Bijbelkritiek
Geregeld bevestigen archeologische vondsten de Bijbelse geschiedenis tegenover de historische Bijbelkritiek, laat de gids zien. Hij staat stil bij een aantal replica’s achter glas. „Deze cilinder bevat een opdracht van de Perzische koning Kores aan ballingen, zoals we ook kunnen teruglezen in het Bijbelboek Ezra.” Een zeskantig prisma verhaalt de grote daden van koning Sanherib. „Maar niet dat hij 185.000 soldaten is kwijtgeraakt voor Jeruzalem.”
Ook hangt er een replica van een steen waarop staat dat de watervoorziening van Jeruzalem is veiliggesteld door een tunnel die koning Hizkia liet uithakken. Op de grafsteen van koning Uzzia is te lezen dat zijn graf niet geopend mocht worden, mogelijk vanwege besmettingsgevaar. „Het is uit de Bijbel bekend dat Uzzia is gestorven aan melaatsheid.”
Ook de nieuwtestamentische geschiedenis is terug vinden in archeologische vondsten. Paulus werd voor de rechter Gallio gedaagd, die zich geen van deze dingen aantrok. „Gallio is een historisch bekende persoon.” Zo staan ook de namen van keizer Tiberius en die van Pilatus samen in een steen gebeiteld. „En een inscriptie op een tempel in Turkije laat weten dat keizer Augustus drie keer in zijn leven een volkstelling heeft bevolen. Tijdens de tweede moesten Jozef en Maria naar Bethlehem toe”, licht Brücher toe. „Dit soort vondsten bevestigt dat Gods Woord authentiek en geloofwaardig is.”
Qumran
De historische Bijbelkritiek kreeg het ook zwaar te verduren door de vondst bij Qumran aan de Dode Zee. Een van de gevonden rollen was die van de profeet Jesaja. Dit afschrift dateerde van 200 voor Christus, dat is zo’n 500 jaar nadat Jesaja zijn Bijbelboek had geschreven. „Het was een grote verrassing dat de tekst bijna voor 100 procent overeenstemde met de bekende teksten van Jesaja. Een bewijs dat God voor Zijn Woord heeft gezorgd”, stelt de gids.
Uit deze rol bleek ook dat Jesaja 45, dat spreekt over koning Kores, die pas honderden jaren later geboren zou worden, niet later door een andere auteur is toegevoegd. „Want de drie blanco regels, die de overgang tussen twee verschillende auteurs kenmerken, ontbreken volledig.”
De oude rollen geven ook een beeld van de zorgvuldigheid waarmee Joodse Schriftgeleerden de Bijbelboeken eeuwenlang hebben overgeschreven. Brücher loopt naar een 300 jaar oude Thorarol die gedeeltelijk afgerold is tentoongesteld. „Voor het schrijven van één letter moest de pen driemaal ingedoopt worden in dikke inkt, die was gemaakt van roet. Daarmee konden fouten door vluchtigheid worden uitgesloten.”
Twee overschrijvers werkten samen drie jaar aan zo’n rol. Daarna moesten ze de tekst controleren. Alle letters moesten worden geteld. Stond er een fout in, dan was de rol onbruikbaar. Zo’n onbruikbare rol werd meestal begraven omdat de Naam van God erin stond. „Dat was motivatie genoeg om er zorgvuldig mee om te gaan”, meent de gids.
Was de rol goedgekeurd, dan mocht deze worden voorgelezen in de synagoge. De Thorarol van het museum is 18 meter lang en 45 kilogram zwaar. Een rabbi las er een zin uit, en verklaarde die. „Zo las de Heere Jezus in Lukas 4 een zin uit Jesaja 61. Hij brak die zin af, omdat het laatste deel nog niet was vervuld.”
Biblia
De evangeliën en de brieven van de apostelen zijn niet op boekrollen geschreven. Dat duurde te lang en de christenen moesten voortdurend bedacht zijn op vervolging, verklaart Brücher. „Losse brieven werden daarom samengebonden in de vorm van boeken, oftewel biblia. Daar komt onze naam Bijbel vandaan. Deze werden overgeschreven en zo snel en ver door het hele Romeinse Rijk verspreid.”
Het oudst bekende fragment is een deel van het Johannesevangelie uit 125 na Christus, zo’n dertig jaar nadat de apostel het had geschreven. Uit de eeuwen daarna, met name nadat keizer Constantijn het christendom tot staatsgodsdienst uitriep, raken er steeds meer afschriften bekend, zoals de Codex Vaticanus uit de vierde eeuw.
Kloosters
In de middeleeuwen waren de kloosters de centra waar de Bijbel nog bekend was. Daar werd de Bijbel met veel ijver en toewijding door monniken overgeschreven. „Na het kopiëren van zes Bijbels in het schemerduister waren de ogen van zo’n monnik voorgoed verknoeid.”
Behalve de geestelijkheid kon vrijwel niemand in de late middeleeuwen meer lezen of schrijven. „Toch was er vraag naar Bijbels, vooral van rijke vorsten en koningen. Die Bijbels kregen purperkleurige perkamenten bladen en waren beschreven met gouden letters. Ze kosten een vermogen en waren vooral een statussymbool. Hun eigenaar kon er meestal geen letter in lezen.” De gids wijst op enkele van die kostbare Bijbels, sommige met kaften van gebeeldhouwd ivoor. „Maar zo heeft God de Bijbel niet bedoeld.”
Gutenberg
Een eikenhouten pers is aanleiding voor Brücher om de boekdrukkunst aan de orde te stellen. „Johann Gutenberg bracht een ware revolutie teweeg. Zijn echte uitvinding was niet zozeer dat hij een oude wijnpers gebruikte om zijn eerste boeken te drukken, maar dat hij handige sets van losse, metalen letters kon gieten.”
Als eerste rolde de Gutenbergbijbel van de persen, vervolgt de gids. „Die werd een commercieel succes.” Wanneer iemand zo’n Bijbel bestelde, kreeg hij een stapel papier, zonder kaft. „Hij moest die zelf laten inbinden.”
Toen Maarten Luther zijn Duitse Bijbel op de markt bracht, was ook de papierproductie recent uitgevonden. Dat maakte het mogelijk om de Bijbel breed te verspreiden. Brücher: „Zo heeft God ervoor gezorgd dat iedereen de Bijbel kan lezen, zoals Hij die aan ons heeft gegeven.”