Vrijheid van onderwijs biedt hoop en vraagt alertheid
Politici die de onderwijsvrijheid willen aanpassen, negeren dat het een fundamenteel recht is om je kinderen op te voeden zoals je graag wilt.
Onze wereld is heel anders dan in de tijd dat onze Heere Jezus op aarde was. Om ons heen raast het verkeer, mensen zijn wereldwijd met elkaar verbonden via het internet. Nieuws is er altijd en overal. Ook de scholen zijn anders dan toen. Goed georganiseerd. Vol handige en slimme hulpmiddelen. We meten de prestaties van kinderen en jongeren. Geven les en bijles. We spannen ons in om het maximale uit onze kinderen te halen. Blij en trots zijn we als ze goed terechtkomen.
En toch. Het lijkt helemaal niet zo goed te gaan. In de Tweede Kamer wordt met regelmaat gesproken over het mentale welzijn van kinderen, jongeren, studenten. Sommige cijfers zijn schrikbarend, maken verdrietig. Kinderen hebben op steeds jongere leeftijd en in steeds hogere aantallen te maken met depressieve gevoelens. Er wordt in ons land meer geld aan jeugdzorg besteed dan ooit tevoren. Schoolprestaties staan onder druk.
Het onderwijs heeft het lastig. Op veel plaatsen is er een tekort aan leraren. Beleidsmakers proberen met allerlei plannen het tij te keren. De meest recente ”Staat van het Onderwijs” laat zien dat basisvaardigheden als taal en rekenen achterblijven en dat stress onder leerlingen toeneemt.
Ondertussen lijkt onze samenleving verder te verruwen en te polariseren. De kinderarmoede neemt toe. Er woeden oorlogen en er gebeuren natuurrampen. Mensen vluchten en komen ons land binnen, in de hoop op een veiliger toekomst voor hun kinderen.
Minisamenleving
Is er nog wel hoop voor het onderwijs? Het korte antwoord is: ja. Waarom dan? Ik noem twee redenen.
In de eerste plaats is die hoop te vinden in de manier waarop wij in ons land het onderwijs hebben georganiseerd. Die is terug te leiden naar wat we de ”vrijheid van onderwijs” noemen. Die is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. Dat begint als volgt: „Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering. Het geven van het onderwijs is vrij.” Het is uniek in de wereld dat de overheid de openbare scholen en de scholen met een specifieke levensbeschouwelijke grondslag op dezelfde manier betaalt. Dat biedt kansen en handvatten voor hoop.
Door die vrijheid is er in Nederland namelijk een veelkleurig palet aan scholen ontstaan. Elke school is een kleine samenleving. Op school ontmoeten leraren en leerlingen elkaar. Vanuit gedeelde waarden worden leerlingen voorbereid op hun verdere leven. Ze mogen zich vormen en ontwikkelen en zo tot bloei komen. Al die leerlingen van al die scholen vormen straks de samenleving van morgen. In al haar diversiteit en veelkleurigheid.
De vrijheid van onderwijs zorgt ervoor dat er scholen mogen worden opgericht rond een geloofsovertuiging. Bijvoorbeeld (in Nederland is dat nog steeds bij het merendeel van de scholen het geval) vanuit het christelijk geloof. Daardoor kunnen leerlingen niet alleen vaardigheden aanleren, maar zich ook ontwikkelen als mens in de door God geschapen wereld. Ze leren hoe ze burgers kunnen zijn van het Koninkrijk der Nederlanden, maar ook dat uiteindelijk alles veilig is in de handen van de Koning der koningen.
Vast fundament
Die vrijheid van onderwijs is iets om zuinig op te zijn. Iets om hoop uit te putten. Ze vraagt dan wel onze onverdeelde aandacht. Het huidige politieke klimaat in Nederland ziet de vrijheid van onderwijs niet meer als een vanzelfsprekendheid. Beleidsmakers zoeken naar wegen om vanuit Den Haag het onderwijs te kunnen aansturen. Met de beste bedoelingen, dat mag gezegd, maar wel onwetend of negerend dat daarmee de unieke veelkleurigheid van de Nederlands samenleving wordt aangetast.
Onder politici klinken steeds vaker geluiden om de vrijheid van onderwijs aan te passen. Ze lijken niet te doorzien dat ze daarmee, hopelijk onbedoeld, een weg inslaan richting onderwijs waarin iedere leerling geacht wordt hetzelfde te denken en te vinden. Ze negeren dat het een fundamenteel recht is van ouders om hun kinderen op te voeden op de manier zoals zij graag willen.
Het is aan ons om te blijven pleiten voor ruimte voor scholen om hun onderwijs zo in te vullen zoals zij vinden dat het goed is voor hun leerlingen. Het is aan ons om te blijven staan voor de vrijheid van onderwijs, omdat we ervan overtuigd zijn dat op die manier kinderen kunnen opbloeien en opgroeien als zelfstandige individuen die zijn toegerust voor de samenleving. Die kinderen kunnen daarin hun plek innemen tussen mensen die anders denken, anders gestemd zijn, anders gekleed gaan en anders geloven. Die kinderen hebben op school een vast fundament meegekregen. Juist daarom ook zijn ze in staat om hun handen uit te reiken naar de mensen om hen heen. Het is aan de politiek, het is aan mij, om de onderwijsvrijheid daarom te verdedigen.
Psalm 78
In de tweede plaats is de hoop voor het onderwijs te vinden in wat we onze kinderen en jongeren mogen meegeven. We mogen aan hen blijven uitleggen dat wat we waarnemen met onze ogen niet het enige is. In Psalm 78 staan de opdracht en aansporing daartoe: „Zo zou het volgende geslacht ervan weten, en zij die nog geboren moesten worden zouden het weer aan hun kinderen vertellen. Dan zouden zij op God vertrouwen, Gods grote daden niet vergeten en zich richten naar zijn geboden.”
Zo heeft de Schepper het in ons neergelegd. Door onderwijs leren wij wie Hij is, wie wij zelf zijn en wie onze naaste is. Door onderwijs leren we op te zien naar Hem, uit Wie wij zijn. Door onderwijs geven we wat we in genade ontvingen weer door aan de volgende generaties. Door onderwijs heeft onze Heere Jezus ons in de wereld gezonden met de boodschap van bevrijding, toen Hij tegen de discipelen zei: „Ga dan heen, onderwijs al de volken, en leer hen alles wat ik u geboden heb in acht te nemen.” Jezus leerde ons te onderwijzen in de hoop.
Geroepen
We hebben in al die eeuwen die achter ons liggen, door alle generaties heen, het onderwijs in die hoop overgedragen gekregen. Deze rijkdom mogen we met goede moed overdragen. We mogen de hoop voor het onderwijs nooit opgeven. Hoe zwaar de omstandigheden ook worden, hoe moeilijk het soms mag zijn. We mogen weten dat we geroepen zijn om wat wij zelf van onze leraren leerden weer door te geven aan onze kinderen. En we mogen weten dat Jezus er nog iets bij zei, toen Hij ons de opdracht gaf om te onderwijzen: „En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.”
De auteur is Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie. Dit artikel is een verkorte weergave van zijn toespraak op 16 mei tijdens de residentie- pauzedienst in de Waalse Kerk in Den Haag.