Opinie

Aan christelijke identiteit moet iedereen op school bijdragen

Voor de totstandkoming van een christelijke identiteit op school telt elke ziel, dat wil zeggen dat elke persoon ertoe doet en medeverantwoordelijk is. Christelijke identiteit is dus niet alleen iets van de docent.

Dr. Simon Polinder
12 January 2023 20:35
„Het is de uitdaging van christelijke scholen om vanuit een eigen visie op vorming een onderwijspraktijk te realiseren die trouw is aan het christelijk geloof en de traditie.” Foto: Jacobus Fruytier Scholengemeenschap in Apeldoorn. beeld RD, Henk Visscher
„Het is de uitdaging van christelijke scholen om vanuit een eigen visie op vorming een onderwijspraktijk te realiseren die trouw is aan het christelijk geloof en de traditie.” Foto: Jacobus Fruytier Scholengemeenschap in Apeldoorn. beeld RD, Henk Visscher

Eenzijdige nadruk op de professional bij het vormgeven van de identiteit van scholen en organisaties is het gevolg van twee problemen: verlegenheid en een liberaal mensbeeld.

Die verlegenheid houdt in dat we niet zo goed over christelijke identiteit kunnen nadenken buiten het persoonlijke om. Je hebt toch geen bezielde structuren of bezield management? O nee? Het feit dat er structuren zijn en beleid bestaat waardoor mensen alle arbeidsvreugde wordt ontnomen, zou ons te denken moeten geven.

Het liberale mensbeeld gaat uit van individuen en niet van sociale praktijken waar mensen onderdeel van zijn. Dus denkt men dat, als we de individuele personen maar toerusten, het wel goed komt. Maar deze personen zijn onderdeel van een context waarin veel zaken spelen die zij niet kunnen beïnvloeden, maar die hen wel beïnvloeden.

Daarom ontwikkelde ik als associate lector christelijke professie een model waarin we christelijke identiteit zien als het resultaat van de interactie van meerdere speelvelden. Toegepast op het onderwijs zijn dat dan: 1. de beroepspraktijk, 2. de scholier en de ouders, 3. de organisatie, 4. de medewerkers.

Beroepspraktijk

Ik begin bewust met de beroepspraktijk, want bij christelijk onderwijs draait het wel om de medewerkers, de leerlingen en de organisatie, maar gaat het om de praktijk die zij sámen willen vormgeven. Het onderwijs is dus niet primair van de ouders, de leerlingen, de docenten of de bestuursleden. Zij allen zijn dienstbaar aan de centrale waarde die op school wordt nagestreefd.

Govert Buijs zegt: „De school is van niemand, de school is van zichzelf! Of nog beter: de school is van ‘Goed Onderwijs’. De school is van een begrip, een idee, een praktijk, een doel.” Over dat idee moet je in gesprek gaan met elkaar.

Gert Biesta betoogt dat, als je geen visie hebt op persoonsvorming, deze leegte automatisch wordt ingevuld door kwalificatie en socialisatie. Dat betekent dus dat de unieke kans om persoonsvorming en de ziel centraal te stellen, wordt misgelopen en het alleen nog gaat over eindtermen of kerndoelen.

Als je als school duidelijk hebt wat je voor ogen hebt met je leerlingen als het gaat om vorming, en je daarvoor gezamenlijk taal en beelden hebt ontwikkeld, dan wordt dat een centrifugale kracht. Je kunt die dan gebruiken om het beleid, je professionalisering en de cultuur van je school mee in te richten. Het kan ook de basis zijn voor je presentatie naar buiten toe.

Leerlingen en ouders

Hoewel leerlingen zichzelf het liefst als lijdend voorwerp zien van de identiteit van de school, zijn ze in feite meewerkend voorwerp. Samen met hun ouders dragen ze bij aan de identiteit. Het zou daarom misschien goed zijn om in het schoolplan op te nemen wat de school van de leerlingen en hun ouders verwacht. Een leerling en zijn ouders dragen een deel van opvoeding over aan de school, dus is het niet meer dan vanzelfsprekend dat er een soort overdracht plaatsvindt. Een moment om af te stemmen en in te stemmen met het oog op de vormgeving van het onderwijs. Zo’n moment kan er zijn bij de toelating, maar moet er zeker ook onderweg zijn en bij het verlaten van de school.

Organisatie

De manier waarop een school georganiseerd wordt, kan de bezieling smoren en de arbeidsvreugde doden. Maar medewerkers kunnen ook gaan floreren door de manier waarop de dingen worden georganiseerd. Bij een organisatie kun je denken aan beleid, personeel en cultuur. Als het gaat om personeel zou mijn vraag zijn: worden zij alleen geselecteerd op een aantal identiteitskenmerken, dan is dat te weinig. De selectie moet ook gericht zijn op herkenning van en instemming met hetgeen de school voorstaat qua vormingsideaal. En ook hier geldt: wat gebeurt er onderweg? Wordt er in de beoordelingsgesprekken aandacht besteed aan de ontwikkeling op dat punt?

Artikel 23 luidt letterlijk: „Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid…” Er is dus alle reden om weerstand te bieden aan allerlei Haagse of onderwijsvernieuwende maatregelen („u ten goede”) als die de bezieling van de docenten ernstig belemmeren. Als maatschappelijke instelling mag je je verzetten tegen bepaalde ontwikkelingen als die de centrale waarden en je bestaansrecht bedreigen. Sterker nog: dat is je maatschappelijke mandaat en je roeping. Omwille van je vormingsideaal, maar tegenwoordig ook omwille van de medewerkers, gezien de hoeveel burn-outgevallen in het onderwijs. Ook in dat opzicht geldt: elke ziel telt.

Medewerkers

Identiteit is een soort ambt van alle gelovigen. Iedereen die op school werkt, is medeverantwoordelijk voor de vormgeving van de identiteit. Vanuit deze gedachte is het nog maar een klein bruggetje naar de woorden: „En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node.” (1 Korinthe 12:21)

De manier waarop een school eruitziet en het interieur verzorgd wordt, hoe je begroet wordt aan de telefoon of bij binnenkomst, het is allemaal uitdrukking van de identiteit van de school. Dit gaat verder dan manieren en gewoontes, hoe belangrijk ook om een bepaalde cultuur in stand te houden. Het gaat ook om het oefenen in professionele en persoonlijke deugden.

In het dorpje Brandwijk staat een kerkje met een ingemetselde steen. Daarop staat de tekst: ”Tot een oefenplaats van geloof, hoop en liefde voor den christenen van Gijbeland en Brandwijk.” Zoiets bedoel ik. En denk aan dat woord oefenplaats. Dat betekent dat we fouten maken, maar dat er ook wordt vergeven: „Want wij struikelen allen in vele.” (Jakobus 3:2)

Risico

In de praktijk doen christelijke en niet-christelijke organisaties voor misschien wel 80 procent de dingen hetzelfde. Als gevolg daarvan is het een risico dat christelijke organisaties de identiteit vooral gaan baseren op het onderscheid en dat identiteit vooral gaat over de expliciete zaken: kleding, bepaald gedrag en hete hangijzers.

Dat is echter te smal en het is werkelijk zonde als leerlingen dat meenemen of zich herinneren als ”de christelijke identiteit”.

Buijs stelt dat bijzondere scholen zich sinds 1917 tevreden hebben gesteld met het kunnen geven van godsdienstonderwijs vanuit de eigen confessionele overtuiging, terwijl de vrijheid van onderwijs veel meer behelst. Je mag ook een eigen visie hebben op pedagogiek, de bestuursvorm, de maatschappelijke opdracht van de school en het onderwijsklimaat.

Het is daarom de uitdaging voor christelijke scholen om vanuit een eigen visie op vorming een onderwijspraktijk te realiseren die trouw is aan het geloof en de traditie.

De auteur was acht jaar associate lector christelijke professie aan de CHE. Hij is momenteel postdoctoraal onderzoeker Religie en Veiligheid aan de Universiteit Utrecht. Dit artikel is een gedeelte van de lezing die hij op 9 januari hield in de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap (JFSG) in Apeldoorn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer