Geen enkele taal is vanzelfsprekend
Eind vorig jaar ging de laatste hoogleraar Fries met pensioen. Een opvolger was er niet. Het gevolg? Friese vlaggen die halfstok gingen en bezorgde uitspraken in het nieuws. Het Fries zou aan alle kanten worden bedreigd – maar is dat eigenlijk wel zo? En hoe zit het met die bijna 7000 andere talen in de wereld?
Wie anno 2023 geen Engels spreekt, komt soms voor onplezierige verrassingen te staan. Een kopje thee in een hippe lunchroom, een snel wc-bezoek op het station of een cadeautje kopen in de Kalverstraat: op veel plekken in Nederland is Nederlands allang niet meer de voertaal. Gelukkig weten de meeste mensen zich met „yes” en „no” aardig te redden, en ook met „tea” en „toilet” kom je vaak een heel eind. Maar dat had ook zomaar anders kunnen zijn.
Wereldwijd worden bijna 7000 talen gesproken. Veruit het meest gebruikt zijn het Engels, het Mandarijn (een verzameling van Chinese dialecten) en het Hindi, dat in India gesproken wordt, maar ook bijvoorbeeld het Spaans, het Arabisch en het Indonesisch. Al deze talen kennen elk honderden miljoenen sprekers. Wie over een beetje talenknobbel beschikt, hoeft bij het bestellen van een broodje in het buitenland dus bijna nooit met de mond vol tanden te staan.
Het grootste deel van de talen kent beduidend minder sprekers. Denk aan ons eigen Nederlands, waarmee we onszelf weliswaar in Vlaanderen, een deel van het Caraïbisch gebied en met wat moeite zelfs nog in Zuid-Afrika en Oost-Groningen, maar zeker niet in Mongolië of Madagaskar verstaanbaar kunnen maken. Toch zweeft onze moerstaal op de wereldranglijst van meest gesproken talen met ruim 23 miljoen sprekers nog altijd rond een respectabele vijftigste plek.
Veruit de meeste talen op de wereld hebben slechts enkele tienduizenden of zelfs maar honderden sprekers. Het gaat hierbij vooral om inheemse talen die enkel door een heel klein en plaatselijk gedeelte van de bevolking gesproken worden. Zo kent Brazilië maar liefst 160 tot 180 talen, waarvan echter de meeste nauwelijks nog honderd sprekers hebben. En dat maakt een taal kwetsbaar.
Taaldeskundigen schatten dat op dit moment ongeveer 40 procent van alle talen ter wereld met uitsterven wordt bedreigd. Daarvan verdwijnen er alleen al deze eeuw vermoedelijk nog zo’n 1500. De meeste bedreigde talen worden gesproken in gebieden met een grote diversiteit aan inheemse bevolkingsgroepen, zoals India, de Verenigde Staten en Mexico. Ze kennen vaak nog maar een handjevol sprekers, die dikwijls zelf al op leeftijd zijn en hun linguïstische kennis niet langer doorgeven aan volgende generaties. Sterft de laatste spreker, dan verdwijnt er een taal van de aardbodem – en meestal voorgoed.
Puntensysteem
Ook in Europa vinden we talen die ‘slechts’ door 1 of 2 miljoen mensen gesproken worden. Toch is de kans klein dat we over honderd jaar geen Ests, Sloveens of Bosnisch meer kennen, denkt werelderfgoedorganisatie Unesco. De omvang van een taal zegt namelijk niet alles over de overlevingskansen ervan. Zo is het Macedonisch met 1,4 miljoen sprekers een kerngezonde taal, terwijl het Lombardisch, een verzameling dialecten uit het zuiden van Zwitserland en Noord-Italië, met 3,5 miljoen sprekers als bedreigd wordt beschouwd.
Of een taal in gevaar is of niet, hangt af van verschillende factoren. Unesco heeft daarom een puntensysteem van vijf fases ontwikkeld, waarmee in één oogopslag duidelijk wordt welke status een taal op dat moment heeft.
De eerste categorie is die van ”safe” of ”veilig”. Hieronder vallen bijvoorbeeld het Nederlands, Portugees en Japans. Zij worden door alle generaties binnen hun taalgebied actief gesproken en doorgegeven en hebben daarom geen reden om zich in de nabije toekomst zorgen te maken over hun voortbestaan.
Er zijn echter ook talen die weliswaar nog altijd door de jongere generaties worden aangeleerd, maar alleen in een bepaalde omgeving worden gesproken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het Fries, dat wel thuis, op straat en achter de kassa in de supermarkt wordt gebruikt, maar niet op Snapchat of als officiële voertaal in de klas. Deze talen vallen dan ook in de categorie ”vulnerable” of ”kwetsbaar”: ze lopen een zeker risico.
Een stapje verder gaat het wanneer een taal thuis niet langer als moedertaal wordt aangeleerd. Ouders spreken soms nog wel in deze taal tegen hun kinderen, maar zij antwoorden daar niet meer in. Dit is bijvoorbeeld het geval met het Maremgi, een Papoeataal met nog zo’n veertig tot vijftig sprekers, maar ook met het Jiddisch, dat wereldwijd nog altijd 3 miljoen sprekers kent. Het doorgeven van een taal aan nieuwe generaties is namelijk essentieel voor het voortbestaan ervan. Gebeurt dat niet, dan wordt een taal dus officieel bedreigd.
Een taal krijgt de status ”severely endangered” of ”ernstig bedreigd” als deze enkel nog door oudere generaties wordt gesproken. Veel Franse streektalen, zoals het Picardisch en het Bretons, staan op deze manier op het punt van uitsterven. Jongeren kunnen ze misschien nog wel verstaan, maar spreken ze zelf niet meer en geven ze al helemaal niet meer door aan hun eigen kinderen.
Ten slotte blijven de talen over die enkel nog door groot- en overgrootouders worden gesproken, en dat slechts zelden of zelfs maar gedeeltelijk: de categorie ”critically endangered” of ”bijna uitgestorven”. Zo kende het Ayapaneco, een van de 68 inheemse talen van Mexico, in 2011 nog maar twee vloeiende sprekers: twee zeventigers uit hetzelfde dorp, die echter zelden tegen elkaar spraken omdat ze elkaar niet erg mochten. Maar ook een relatief grote taal als het Indiase Parji, dat nog meer dan 50.000 sprekers kent, valt binnen deze categorie.
Strikt genomen sterft een taal pas uit als er geen enkele spreker meer over is. Maar in de praktijk is het vaak al veel eerder einde verhaal. Zo werd het Bikya, een taal uit Kameroen, in 2020 nog slechts door één vrouw gesproken. En een taal waarin niet meer gecommuniceerd wordt? Die is eigenlijk al ten dode opgeschreven.
Kolonisatie en carrièreperspectief
Waarom verdwijnt de ene taal en blijft de andere bestaan? Hoe komt het dat talen met weinig sprekers soms nog springlevend zijn, terwijl talen met veel sprekers, zoals het Parji, op het punt van uitsterven staan?
De hoeveelheid sprekers is, zoals gezegd, lang niet de enige factor die bepaalt of een taal wel of geen risico loopt. Een kleine, geïsoleerde taalgemeenschap heeft doorgaans juist meer kans op overleven dan een grote groep mensen die in geregeld contact met de buitenwereld staat. Het zijn deze contacten met de overheersende taalgemeenschap die een bedreiging vormen voor inheemse talen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door migratie. Steeds meer mensen trekken uit hun eigen omgeving weg naar de grote steden in de hoop een goede baan te vinden. Hier wordt vaak uitsluitend de gangbare landstaal gesproken, zodat migranten hun moedertaal niet langer nodig hebben of verzwijgen uit angst voor discriminatie. Soms besluiten ouders hun kinderen al bij voorbaat in de dominante taal op te voeden, in de hoop hun carrièreperspectief en sociale status in de toekomst te vergroten. Onderwijs helpt hier een handje mee. Veel lessen worden namelijk uitsluitend gegeven in de officiële landstaal. Tel daar de rap toenemende invloed van internet en televisie bij op en het wordt duidelijk dat dominante talen steeds makkelijker tot in de verst gelegen gebieden doordringen.
Maar ook actieve invloed van bovenaf kan ervoor zorgen dat een taal in het nauw komt. Zo heeft de keuze voor één officiële landstaal directe invloed op de status en het gebruik van andere (inheemse) talen in een gebied. Het niet erkennen van bepaalde talen, bijvoorbeeld als gevolg van kolonisatie, is in de loop van de geschiedenis bovendien vaak verbonden geweest met het onderdrukken van bepaalde bevolkingsgroepen. Een van de talen die hierdoor vrijwel uitgestorven zijn geraakt, is het Ter-Samisch, dat werd gesproken op het Russische schiereiland Kola. In de jaren 30 verbood de Russische dictator Stalin het gebruik van inheemse talen zoals het Ter-Samisch in het kader van de algemene collectivisatie: er moest gedwongen Russisch gesproken worden.
Ten slotte zijn er ook meer natuurlijke oorzaken die een rol spelen bij het verdwijnen van talen, zoals het sluiten van huwelijken buiten de eigen taalgroep. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het Uru, dat werd gesproken door indianen ten zuiden van het Titicacameer in Bolivia. Veel van deze Uru-sprekers trouwden met vrouwen die het veel wijder verbreide Aymara spraken. Deze Aymaravrouwen weigerden in de taal van hun echtgenoten te communiceren en voedden ook hun kinderen in het Aymara op. Zo verdween, bruiloft bij bruiloft, het Uru uit Bolivia.
Gebarentaal
Het veranderen en verdwijnen van talen is geen modern fenomeen. Ook vóór de verregaande globalisatie stierven oude talen uit en werden nieuwe talen dominant. Denk alleen maar aan het Latijn en het Sanskriet, dat we weliswaar nog kunnen lezen, maar niet meer spreken.
Bovendien verdwijnen er niet alleen talen: soms komen er ook nieuwe voor in de plaats. Dat gebeurt bijvoorbeeld doordat meerdere talen zich met elkaar vermengen. Dit is vaak het geval met zogenaamde pidgin- of contacttalen. Deze ontstaan op plekken waar mensen met verschillende moedertalen bij elkaar wonen of met elkaar moeten samenwerken, zoals in handelsplaatsen of in vroegere slavenkolonies. Zij proberen zich tegenover elkaar verstaanbaar te maken door eenvoudige uitdrukkingen in hun eigen taal te gebruiken, zoals ”mij rijst kopen”. De taal die zo ontstaat, draagt de versimpelde woorden en uitdrukkingen uit verschillende andere talen in zich, maar vormt wel een heel eigen taalsysteem. Gaan mensen zo’n samengestelde taal als eerste taal gebruiken, dan is er sprake van een creoolse taal. Een voorbeeld hiervan is het Papiaments, dat op de Nederlandse Antillen wordt gesproken en een mix is van onder meer Portugees, Spaans, Nederlands en Engels.
Soms ontstaan echter ook talen die niet voortkomen uit een bestaand idioom. Meestal gaat het in dat geval om gebarentalen. Zo werden in het Indonesische dorpje Bengkala al zeven generaties opvallend veel dove mensen geboren. Zij ontwikkelden een eigen gebarentaal: het Kata Kolok. Bijzonder aan deze taal is dat hij ook wordt gesproken wordt door dorpsbewoners die níét doof zijn. Bovendien is het Kata Kolok niet verwant aan andere gebarentalen of aan het Balinees, dat in de omgeving wordt gesproken.
Maar ook deze taal bevindt zich, hoewel relatief jong, in de rode zone. Met slechts 175 sprekers en steeds minder dove kinderen die in het dorp worden geboren, dreigt ook het Kata Kolok te verdwijnen als een taal niet actief wordt doorgegeven. En dat is een verlies voor de hele wereld.
Identiteit
Het verlies van een taal betekent namelijk veel meer dan alleen het teloorgaan van een verzameling woorden en zinsneden. Met het verdwijnen van een taal gaat een cultuur ten onder: een unieke uitdrukking van de manier waarop mensen de wereld zien. Hoe je je omgeving bekijkt, wordt namelijk voor een groot deel bepaald door de woorden die je ervoor gebruikt. Zo kent de Nieuw-Guinese Dani-taal slechts twee termen om kleur mee aan te duiden (koele, donkere kleuren zoals groen en zwart en warme, lichte kleuren zoals rood en geel), terwijl het Servisch alleen al vier aparte woorden bevat om verschillende blauwtinten mee aan te duiden.
Bovendien kennen veel inheemse culturen een mondelinge traditie voor het overleveren van hun verhalen en gebruiken. Als een taal verdwijnt, verliezen niet alleen de sprekers een deel van hun identiteit; het zorgt er ook voor dat buitenstaanders geen toegang meer hebben tot deze kennis. En dat betekent slecht nieuws voor méér dan alleen etnologen en linguïsten. Zo concludeerden plantkundigen in het Amazonegebied dat maar liefst driekwart van de geneeskrachtige toepassingen van planten slechts in één taal bekend is. Verdwijnt zo’n taal, dan gaat dus een deel van deze kennis voorgoed verloren.
Tot leven wekken
Zo rijst de vraag: kun je een dode taal nog reanimeren? Daarover verschillen deskundigen van mening. Hoe langer een taal niet wordt gesproken, hoe meer elementen ervan vergeten worden, zelfs als de betekenis van de woorden bekend is gebleven: waar de klemtoon gelegd moet worden bijvoorbeeld, of hoe complexe zinnen worden opgebouwd. Bovendien groeit een levende taal met zijn tijd mee, terwijl een dode taal blijft steken in de periode waarin hij is uitgestorven.
Het meest succesvolle voorbeeld van een taal die opnieuw tot leven is gewekt, is het Hebreeuws, dat eeuwenlang alleen maar werd gebruikt in religieuze geschriften, rechtspraak en literatuur, tot het begin vorige eeuw opnieuw als spreektaal werd ingevoerd. Toch komt het moderne Hebreeuws of Ivriet niet letterlijk overeen met de taal waarin bijvoorbeeld de Thora is geschreven. Zo moesten er nieuwe woorden worden bedacht voor allerlei moderne voorwerpen en gebruiken die in het klassieke Hebreeuws nog niet voorkwamen, zoals ”jam” en ”elektriciteit”. Ook zijn er grote verschillen in spelling en zinsbouw.
Het is dus vrijwel onmogelijk om een taal die langere tijd niet meer gesproken wordt een-op-een weer als omgangstaal te gaan gebruiken. Wat wél kan, is talen die op het punt van uitsterven staan te redden van een wisse ondergang. Een van de meest gebruikte manieren hiervoor is om deze te documenteren door nog levende sprekers. Het is daarbij belangrijk dat niet alleen losse woorden vastgelegd worden, maar ook zaken als grammatica en uitspraak. Audio- en video-opnames spelen daarbij een cruciale rol.
TikTok
Maar vastleggen alléén is niet genoeg. Om ervoor te zorgen dat een taal gesproken blijft worden, moet deze actief worden doorgegeven, ook aan jongere generaties. Taallessen kunnen hierbij helpen. Zo wordt in het Braziliaanse dorp Barra do Bugres opnieuw lesgegeven in het Umutina, de moedertaal van een kleine inheemse bevolkingsgroep die in de afgelopen decennia bijna helemaal overgegaan is op het spreken van Portugees. Daarbij vormen moderne media zoals radio, televisie en internet behalve een bedreiging óók een belangrijk hulpmiddel. YouTube, Instagram en TikTok kunnen helpen om anderen kennis te laten maken met bedreigde talen: of je nu zingt in het Paiwaans, zoals de Taiwanese popzangeres Abao, of elke dag een woord in het Ojibwe met je volgers deelt, zoals de Canadese TikTokker Brando. Ook de populaire taalapp Duolingo biedt complete lesprogramma’s aan in bedreigde talen als Navajo of Hawaïaans.
Daarnaast kunnen ook overheden een rol spelen in het heroplevingsproces. Zo kreeg het Gaelisch, de oude Keltisch taal die vroeger in Schotland werd gesproken, hier in 2005 weer een officiële status naast het Engels. Dat betekent niet dat alle ruim 5 miljoen Schotten de taal vloeiend zullen leren spreken – maar het vergroot wel de zichtbaarheid van een taal die nog altijd als ”bedreigd” staat geclassificeerd.
Maar hoe zit het nu uiteindelijk met het uitsterven van het Fries? Dat lijkt voorlopig nog wel mee te vallen, zegt Unesco. Met nog 350.000 actieve sprekers is het weliswaar een kwetsbare taal, maar van echte dreiging is vooralsnog geen sprake. Zo kregen met ingang van dit jaar nog 22 dorpen in de gemeente Noardeast-Fryslân hun Friese naam terug: Morra werd Moarre, Oudwoude werd Aldwâld en Oosternijkerk veranderde in Easternijtsjerk. En de hoogleraar Fries? Die heeft drie maanden later alsnog een (tijdelijke) opvolger gekregen.
Tegelijk blijft het natuurlijk altijd opletten, ook als de situatie voorlopig geen reden tot zorgen geeft. Het behoud van cultureel erfgoed is iets wat altijd een actieve inzet van zijn gebruikers zal blijven vragen. Een taal, klein of groot, is tenslotte nooit vanzelfsprekend.