Een nieuwe woningwet lost woningnood niet op
De overheid neemt weer de regie bij de volkshuisvesting. Dat is de kern van het nieuwe wetsvoorstel dat minister De Jonge heeft gemaakt. Delen ervan waren al langer bekend, maar nu is het hele pakket maatregelen in één wetsontwerp samengevat.
Doel van de wet is dat er de komende jaren meer betaalbare woningen worden gebouwd. Tot 2030 moeten er 900.000 huizen bij. Twee derde daarvan moet beschikbaar komen voor de lagere inkomensgroepen. Het gaat om huurwoningen waarvoor niet meer dan 1100 euro per maand betaald moet worden of om koopwoningen die maximaal 355.000 euro kosten. Wie deze bedragen ziet, schrikt toch altijd van het geld dat op tafel moet worden gelegd.
In het wetsvoorstel staat dat de landelijke overheid lagere overheden kan dwingen om een concrete bijdrage te leveren aan dit plan. Tegensputteren zal niet helpen. En ook de burger wordt beknot als het gaat om bezwaarprocedures. Voortaan kunnen mensen nog maar één keer naar de rechter stappen en die moet binnen een halfjaar uitspraak doen.
Uit alles blijkt dat het kabinet nu haast wil maken. Daar is ook reden toe. Uit onderzoek van het ministerie blijkt dat er een acuut woningtekort is van 300.000 huizen. En als er niets gebeurt, zal dat jaarlijks met tienduizenden toenemen, zegt het kabinet.
Terecht vindt minister De Jonge dat er jarenlang „te veel geloof gehecht is aan de markt”. Die zou vanzelf tekorten corrigeren. Die gedachte past helemaal in het neoliberale denken dat het laatste decennium richtinggevend was voor het overheidsbeleid. Inmiddels is echter gebleken dat die veronderstelling meer van wensdenken dan van realiteitszin getuigt.
Ook liberalen hadden beter kunnen weten. De eerste woningwet in ons land werd in 1901 aangenomen. Zij was geschreven door nota bene de liberale minister van Binnenlandse Zaken, Goeman Borgesius. Met deze wet wilde hij de bouw en bewoning van slechte en ongezonde woningen onmogelijk maken en de realisatie van goede woningen bevorderen. Voor deze liberaal, die ook bekend was met het vrijemarktdenken, was regie op de woningmarkt dringend noodzakelijk.
Dat de regering nu terug lijkt te komen op de gedachte dat de vrije markt het wel regelt, is positief. De overheid heeft ook tot taak een schild voor de zwakken te zijn. Het is een fundamenteel recht van iedere burger om een dak boven het hoofd te hebben. Dat in de nieuwe plannen bij het toewijzen van een huis kwetsbare groepen voorrang krijgen, is positief.
Tegelijk moet niemand euforisch worden. Want met het aannemen van het wetsvoorstel van De Jonge zijn lang nog niet alle problemen opgelost. Het stikstofvraagstuk, de stijgende bouwkosten en de tekorten aan vakbekwaam personeel zijn hobbels die ook moeten worden genomen. Alleen een nieuwe woningwet lost nog niet alles op.