Advocaat: kloosterzusters wilden meisjes in internaten helpen
De Zusters van de Goede Herder wilden de meisjes die werden opgevangen in de kloosters juist helpen. „Ze dachten dat ze iets konden betekenen voor de meisjes”, zeggen de advocaten van de verdediging vrijdag in de rechtbank in Haarlem. De vrouwen die de rechtszaak hebben aangespannen, hebben hun opvang in de kloosters echter als verschrikkelijk ervaren.
De meisjes die soms al vanaf 11-jarige leeftijd werden opgevangen in de kloosters moesten daar vaak hard werken. Er werd onder meer genaaid en gewassen, voor bijvoorbeeld warenhuizen en ziekenhuizen. De vrouwen noemen het dwangarbeid. Ze willen erkenning van de misstanden en een schadevergoeding voor de materiële en immateriële schade van de verantwoordelijke kerkgenootschappen.
Destijds dachten de zusters juist dat het werk de meisjes „discipline en perspectief” kon bijbrengen. „De zusters hadden het idee dat ze de meisjes klaarstoomden voor hun leven na de instelling”, aldus de advocaten. „De meisjes verrichten het werk dat in die tijd van vrouwen verwacht werd.” Die tijdsgeest is van groot belang, bepleiten de advocaten dan ook. „Hoe stel je vast welke normen er golden meer dan veertig tot zeventig jaar geleden?” vraagt een van hen zich hardop af. „Je kan en mag deze zaak niet door de bril van de 21e eeuw bekijken.”
In veel gevallen voorkwamen de Zusters van de Goede Herder dat meisjes op straat belandden, zeker bij sommigen die meerdere keren uit andere jeugdzorginstellingen moesten vertrekken. „De kloosters werden gezien als het laatste redmiddel. Zij hielden de deuren open voor meisjes die verder nergens terecht konden”, zeggen de advocaten. Ook uit een uitspraak van de kinderrechter blijkt dat, stellen ze. Die plaatste bijvoorbeeld een meisje in het klooster omdat ze in de instelling in Rotterdam niet „te handhaven” was. In belang van de opvoeding en verzorging moest ze daarom naar de zusters.
Bij de zusters kwamen zowel meisjes die uit huis waren geplaatst terecht als meisjes die strafrechtelijk waren vervolgd. Zij werden allemaal op dezelfde manier behandeld. „Destijds was het de opinie dat gelijke behandeling goed was”, stellen de advocaten. De vrouwen zeggen dat de internaten voelden als een gevangenis. Een van de advocaten wijst erop dat de gesloten jeugdzorg nu nog steeds bestaat, „met een streng regime, afgesloten van de buitenwereld”.
Volgens de raadslieden van de vrouwen zijn de feiten te ernstig voor verjaring en kan het hun cliënten niet worden verweten dat ze niet eerder aan de bel hebben getrokken. De advocaten van de zusters zeggen dat de verjaringstermijn zelfs met allerlei uitzonderingen en mogelijkheden tot uitstel meerdere keren is verstreken. Door de tijdsgeest die steeds sneller verandert, is een verjaringstermijn niet minder belangrijk geworden, maar juist meer, zeggen de advocaten.
De verdediging van de kloosterzusters moet nog een aantal bewijsstukken inleveren bij de rechtbank. De advocaten van de vrouwen hebben dan tot 8 maart de tijd om daarop te reageren. Zes weken later volgt de uitspraak.