Mensen met lage sociaaleconomische status amper meer gaan bewegen
Het deel van de volwassenen met een lage sociaaleconomische status dat voldoet aan richtlijnen voor voldoende beweging is deze eeuw nauwelijks toegenomen, zo meldt het Mulier Instituut op basis van onderzoek. Voor andere bevolkingsgroepen geldt dit wel.
Om te voldoen aan de beweegrichtlijnen moet iemand onder meer een aantal uren per week aan intensieve inspanning besteden, zoals fietsen of huishoudelijk werk. Ook moet iemand een paar keer per week spierkracht gebruiken. Volwassenen met een hoge sociaaleconomische status - dat wil zeggen een hoge opleiding en een hoog salaris - voldoen bijna twee keer zo vaak aan deze richtlijnen als mensen met een lage sociaaleconomische status.
Het instituut bekeek informatie van onder meer de Gezondheidsenquête van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Er is gekeken naar mensen tussen de 25 en 80 jaar in de periode van 2001 tot 2020. Een laag opleidingsniveau wil zeggen dat iemand maximaal lager beroepsonderwijs heeft afgerond. Dit in combinatie met een relatief laag inkomen betekent dat iemand een lage sociaaleconomische status heeft. Van de volwassenen uit het onderzoek voldoet 12 procent aan deze definitie: bijna 1,5 miljoen mensen.
Het aandeel mensen met een lage opleiding en een laag inkomen dat wekelijks sport of fietst is in de afgelopen twintig jaar wat afgenomen. Wandelen doet deze groep wel iets vaker. Naast gezondheid en plezier zijn voor deze groep mensen sociale contacten vaker een reden om te willen sporten. Wat opvalt: áls mensen met een lage sociaaleconomische status gaan sporten, doen ze dit juist minder vaak via een sportvereniging.
Volgens onderzoeker Remko van den Dool van het Mulier Instituut kan dit zijn omdat het aanbod van sportverenigingen soms niet goed aansluit bij de behoeften van deze groep. Ook zijn voor sommigen de kosten van een lidmaatschap een belemmering. Het Mulier Instituut doet verder onderzoek naar de motivaties en belemmeringen rond sport voor deze groep, evenals naar de effecten van de coronapandemie op het beweeggedrag.