Geloof leidt tot brandend hart bij Bijbelstudie
Nadat Jezus de twee diep teleurgestelde Emmaüsgangers had uitgelegd wat Mozes en de profeten over de Messias hadden gezegd, zeiden ze: „Was ons hart niet brandende in ons (…) toen Hij ons de Schriften opende?” Geloof is de sleutel waarmee de Bijbel opengaat.
Toen de apostelen buiten hun eigen land aan de slag gingen, kwamen ze in een heel andere cultuur terecht. De Grieken hielden van filosofische discussies, maar hun redenaties hadden het karakter van hun wiskunde. Paulus botste met hen in het wereldcentrum van de filosofie, de Atheense Areopagus. Toen hij sprak over een Man die door God uit de doden was opgewekt, haakten de filosofen af. Bijbelstudie kreeg in de eeuwen daarna vaak een Grieks karakter.
In de ”hermeneutiek” (een Griekse term!) gaat over wat Bijbelteksten in onze tijd betekenen. Daar is nu veel over te doen. Het NBG heeft een ”Wetenschapsbijbel” uitgegeven, die moet „helpen de kloof tussen het Bijbelse en het hedendaagse wereldbeeld te duiden”.
Gaat het om Jezus’ opstanding, dan valt de vaagheid op. Twee ”topics” op de website van de ”Wetenschapsbijbel” gaan hierover: ”wonderen” en ”dood en hiernamaals”. Op de site is te lezen: „De Bijbel biedt (…) de hoop op een leven dat dankzij Gods goedheid en Jezus’ opstanding niet meer stuk kan.”
Gaat je hart branden als je dit leest? Bij mij roept dit een akelige herinnering op aan een predikant die mij vertelde dat Jezus niet letterlijk was opgestaan, maar geestelijk voortleefde in de gedachten van miljoenen mensen. Maar zo vaag is het niet: Jezus is daadwerkelijk opgestaan en zit nu op Zijn troon in de hemel, totdat Hij terugkomt!
Opent de Bijbel zich in volle gloed voor ons als we Gods Woorden willen ‘bijwerken’ aan de hand van menselijke wetenschap? Als we twijfels hebben over wonderen en over de schepping zoals de Bijbel die beschrijft? Let op wat Hebreeën 11 zegt: „Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet.” De schrijver van de Hebreeënbrief zegt hier ook iets opmerkelijks over de opstanding: Abraham was bereid zijn zoon te offeren in het geloof dat God machtig was hem ook uit de doden op te wekken. Dit was kennelijk onder de Joden een bekende zaak, ook al vind je dit niet in Genesis.
Jezus sprak met de Sadduceeën, die niet in de opstanding geloofden. Hij verpletterde hun dwaling met de woorden: „Hebt gij niet gelezen, wat door God tot u gesproken is, Die daar zegt: Ik ben de God van Abraham, en de God van Izak, en de God van Jakob! God is niet een God der doden, maar der levenden” (Exodus 3:6, Mattheüs 22:32). Van zo’n uitspraak word ik warm vanbinnen. Maar hoe zou onze exegese van Exodus 3:6 zijn zonder die uitspraak van Jezus?
Als je de Bijbel echt leest, horen er vragen op te komen. Laat die vragen in je doorwerken, herkauw de tekst en zoek zelf in de Bijbel naar vergelijkbare zaken of woorden. Het Woord van God is geen verzameling van losse hoofdstukjes, maar een wonderbaarlijk weefsel met tal van subtiele wegwijzers. Al zoekende en biddende kom je verder. De Geest wil in ons werken. Blus de Geest daarom niet uit door allerlei wetenschappelijke redenaties de boventoon te laten voeren.
Uitblussen
De site van de ”Wetenschapsbijbel” laat in de topic ”wonderen” mijns inziens zien hoe je de kracht van een Bijbeltekst kunt uitblussen. Bij het wonder van de doortocht door de Schelfzee staat dat het scheiden van de zee veroorzaakt kan zijn door „bepaalde uitzonderlijke weersomstandigheden die juist die nacht optraden. Loop je alle omstandigheden achteraf nog eens na, dan blijkt er wetenschappelijk gezien niets onverklaarbaars te zijn gebeurd”. Maar zo kun je Exodus 14 echt niet verklaren.
De auteur is coauteur van ”Schatgraven in Genesis 1-3”.