Dat zegt Reiner Praus van het zendingsgenootschap Deutsche Indianer Pionier Mission St. Johann (DIPM) in een interview met de Duitse nieuwsdienst Idea.

De DIPM werd in 1962 opgericht door tentevangelist James Rathlef (1896-1988). Hij vond het erg dat veel Indianen in het Braziliaanse regenwoud nog nooit van het Evangelie hadden gehoord en dat er maar weinig zendelingen naar het gebied reisden.

Volgens Praus is er zestig jaar later nog altijd veel behoefte aan zendingswerkers in Zuid-Amerika. Alleen al in Brazilië zijn 164 etnische groepen verstoken van de Bijbelse boodschap. Het genootschap kan op dit moment nauwelijks voorzien in de vraag naar zendelingen in deze regio. „Het komt voor dat stamhoofden ons vragen waarom we nog geen zendeling naar hun stam toestuurden”, aldus Praus. Zij merken dat het leven van de mensen in positieve zin verandert als ze in aanraking komen met het Evangelie.”

Woordvoerder Sebastian Groß van DIPM weerspreekt de beschuldiging die soms wordt geuit dat christenen bijdragen aan het uitsterven van inheemse culturen. Hij wijst erop dat sommige stammen die met uitsterven werden bedreigd dankzij de inspanningen van zendingswerkers weer levensvatbaar zijn. Hij noemt als voorbeeld de oorlogszuchtige stam Kadiweu, die slechts één kind per moeder toestond. „Zwangerschappen werden afgebroken en zelfs werden ongewenste kinderen na de geboorte gedood.” Dat veranderde dankzij de invloed van het christendom, aldus Groß. Goede medische zorg tijdens een tuberculose-epidemie voorkwam dat de stam, die slechts 300 leden telde toen de zendelingen arriveerden, zou uitsterven. Nu telt de stam zo’n 5000 leden.

Zendelingen proberen ook de alcoholverslaving tegen te gaan die vanuit de steden de jungle bereikt.