„Imago Oranjes staat niet op het spel door onderzoek naar koloniaal verleden”
Koning Willem-Alexander laat een onafhankelijk onderzoek doen naar de rol van zijn familie in de koloniale geschiedenis. Dat verrast historicus Ton van der Schans niet. „Dit initiatief is in lijn met de excuusgolf die door het land gaat. Het past bij de tijdgeest.”
Het moest ervan komen, zegt Van der Schans, docent geschiedenis op Driestar hogeschool in Gouda. „De discussie hangt in de lucht: bedrijven, gemeenten, provincies, Kamer en kabinet maken excuses voor het verleden of bezinnen zich daarop.”
De koning liet maandag via de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) weten dat „diepgaande kennis van het verleden essentieel is om historische feiten en ontwikkelingen te kunnen begrijpen en de impact daarvan op mensen en gemeenschappen zo scherp en eerlijk mogelijk onder ogen te kunnen zien”. Hij geeft opdracht tot een „grondig, kritisch en onafhankelijk” onderzoek.
Volgens de RVD gaat het onderzoek drie jaar duren en wordt het gedaan door de Universiteit Leiden. Een commissie onder leiding van oud-hoogleraar koloniale geschiedenis Gert Oostindie zal de studie begeleiden. De onderzoeksperiode loopt van de late zestiende eeuw tot aan het postkoloniale heden.
Modegril
„De stadhouders in de zeventiende en achttiende eeuw behoorden tot de elite van de samenleving. En een groot deel van die bovenlaag was met slavernij verbonden”, stelt Van der Schans. Hij weet niet hoe hecht de band tussen de Oranjes en de slavernij is geweest. Bijvoorbeeld of ze zelf slaven hebben gehad of geëxploiteerd. „Het onderzoek zal daarover ongetwijfeld meer helderheid verschaffen. Bijvoorbeeld in hoeverre er opbrengsten in de kas van de Oranjes zijn gevloeid die gerelateerd kunnen worden aan bijvoorbeeld slavernij.”
Van der Schans kan het aangekondigde onderzoek niet los zien van de tijdgeest. „Het lijkt wel een modegril. Wanneer moet het onderwijs excuses maken voor het feit dat leerlingen vroeger weleens een pak slag kregen?” Tegelijk moeten christenen misstanden die zijn begaan in het koloniale verleden niet goedpraten of relativeren, nuanceert de historicus. „Er zijn gedragingen die in elke tijd verwerpelijk zijn.”
Van der Schans ziet „de mensenrechten-agenda” als onderliggende oorzaak voor „de golf aan excuses”. Die agenda wordt volgens hem door „westerse waarden” bepaald en selectief toegepast. „Neem Qatar. Het kabinet negeerde de motie om geen afvaardiging naar het WK voetbal te sturen. Dat kan ik niet los zien van de economische belangen, namelijk de aanvoer van vloeibaar gas. Dan blijken mensenrechten opeens minder dogmatisch te zijn. Net als in de zeventiende en achttiende eeuw wint de koopman het in de eenentwintigste eeuw vaak van de dominee.”
Imagoschade
De historicus pleit voor bescheidenheid bij oordeelsvorming over het verleden. „Wij zijn mensen van onze eigen tijd. We moeten niet vanuit een soort morele superioriteit over het voorgeslacht oordelen. Hoe zal ons nageslacht ons beoordelen?”
Het onderzoek naar het koloniale verleden zal geen imagoschade opleveren voor het koningshuis, verwacht Van der Schans. „De koning heeft tactisch gezien juist een slimme zet gedaan door het onderzoek zelf te initiëren. Ongetwijfeld heeft hij dat gedaan in overleg met het kabinet.” De resultaten van het onderzoek zullen ook voor de beeldvorming van het koningshuis in reformatorisch Nederland weinig verschil maken, denkt de geschiedenisdocent. „Dat de Oranjes zich vervreemden van het geloof van de vaderen en steeds moderner worden, zal in onze kring meer aanstoot geven dan de resultaten van dit onderzoek.”