Wat de buitenlandse politiek betreft
staan de jaren vijftig in het teken van
de Koude Oorlog. In 1950 begint de
Korea-oorlog. Met veel moeite weten
de Amerikanen de communistische
opmars te stuiten. In Vietnam vechten
de Fransen zonder succes tegen de
communistische rebellen.
Na de dood van Stalin in 1953
wordt in de Sovjet-Unie een collectief
leiderschap ingevoerd. In 1956 houdt
de nieuwe partijsecretaris Chroesjtsjov
een geheime rede waarin hij Stalin van
zijn voetstuk stoot. Veel verandert er
voorlopig niet. De Hongaarse opstand
van 1956 wordt door de inzet van
Russische tanks in bloed gesmoord.
De koloniale mogendheden moeten
steeds meer terrein prijsgeven. Frankrijk is in Algerije, dat het als een integraal onderdeel van het moederland
beschouwt, gewikkeld in een bloedige
oorlog. Onder druk van opstandige
Franse generaals komt in 1958 De
Gaulle aan de macht, maar ook hij
kan de onafhankelijkheid van Algerije
niet tegenhouden. Wel weet hij het
Franse staatsbestel ingrijpend te hervormen.
In 1956 nationaliseert de Egyptische
president Nasser het Suezkanaal. Dat
leidt tot een militaire actie van Frankrijk en Groot-Brittannië, waarbij ook
Israël betrokken is. Zonder de steun
van de VS moeten zij echter bakzeil
halen. Hun vroegere machtspositie is
voorbij.
De jaren vijftig staan ook in het teken van de herwonnen welvaart. Zelfs
het zwaargetroffen Duitsland (althans het westelijke deel) komt er geleidelijk
aan bovenop, onder leiding van
Adenauer en zijn minister van Economische Zaken Erhard.
Om economische en politieke redenen wordt in 1957 besloten tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Zes landen,
Frankrijk, West-Duitsland, Italië en de
Beneluxlanden, nemen hier aan deel.
De voorgenomen samenwerking op
defensiegebied strandt echter in 1954
in het Franse parlement.
Ook in Nederland neemt de welvaart toe. Er is geld voor het Deltaplan, om een herhaling van de Watersnood van 1953 te voorkomen.
Maar ook de sociale wetgeving wordt
uitgebreid. In 1957 worden de eerste
AOW-uitkeringen uitbetaald. De woningnood blijft voorlopig een groot
probleem.
Onder leiding van W. Drees, die van
1948 tot 1958 premier is, profiteert
met name de PvdA van de groei van
de welvaart en de uitbouw van de sociale wetgeving. Daarentegen moet de
eens zo invloedrijke ARP bij de stembus de ene nederlaag na de andere incasseren. In rooms-katholieke kring
houdt het Bischoppelijk Mandement
van 1954 de kiezers voorlopig nog wel
in het kamp van de KVP.
In de VS worden onder president
Eisenhower nieuwe stappen gezet om
de rassenscheiding in het openbare leven te doorbreken. Het hooggerechtshof spreekt in 1954 uit dat een systeem van gelijkwaardige maar gescheiden voorzieningen voor zwart en
blank (separate but equal) niet langer aanvaardbaar is.
|
Watersnood
|
Hongaarse opstand
|
Suezkanaal
|
Korea
|
Spoetnik
|
De Gaulle
|
|