Het imago van de jaren dertig is
niet best. Wie ook maar enig historisch besef heeft, brengt die jaren al
gauw in verband met de grote wereldcrisis en de opkomst van het nationaal-socialisme. Aan het eind van die
periode breekt de Tweede Wereldoorlog uit. De Spaanse Burgeroorlog en
de Chinees Japanse oorlog gelden
daarbij als vooroefeningen.
Duitsland is een van de landen die
het zwaarst door de crisis getroffen
worden. Vandaar dat bij de verkiezingen zowel de communisten als de nationaal-socialisten steeds grotere successen boeken. In januari 1933 benoemt de oude president Hindenburg
ten einde raad Hitler tot kanselier. Al
spoedig wordt Duitsland een dictatuur. Communisten, socialisten en andere tegenstanders van het bewind
worden in concentratiekampen opgesloten. De joden krijgen het steeds
zwaarder te verduren.
Veel protestanten en rooms-katholieken
kunnen zich goed met het
Hitler regime verenigen. Slechts bij
enkelen komt het tot een frontale bot
sing. De Zwitserse theoloog Karl Barth
onderkent, meer dan anderen in de
kerkelijke wereld, het demonische karakter van het nationaal-socialisme.
Helaas heeft hij, ook in later tijd, voor
de gevaren van het communisme
minder oog.
De opmars van Hitler
lijkt onstuitbaar. Begin 1938 wordt
Oostenrijk in het Duitse Rijk opgenomen. Later in dat jaar, bij het Akkoord
van München, gaan Chamberlain
(Groot-Brittannië) en Daladier
(Frankrijk) akkoord met de annexatie
van het tot Tsjechoslowakije behorende Sudetengebied. De vrede lijkt gered.
Als Hitler ook nog Danzig wil annexeren is echter de maat vol. In september 1939 breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Voorlopig zijn de Polen
de grote verliezers. Hun land wordt
verdeeld tussen Duitsland en de Sovjet-Unie.
In Nederland loopt de werkloosheid
op tot meer dan een half miljoen. Colijn, de leider van een liberaal confessionele coalitie, probeert door bezuinigingen de overheidsuitgaven aan te
passen aan het gedaalde welvaartsniveau. Daartegenover bepleit de SDAP
in haar Plan van de Arbeid (1935) een
actieve conjunctuurpolitiek. De socialisten staan in Nederland echter langer
dan elders in Europa buiten de regering. Pas in 1939 treedt de SDAP toe.
De NSB, onder leiding van Mussert,
behaalt in 1935 bijna 8 procent van de
stemmen. Twee jaar later is dat percentage al weer gehalveerd. De verzuilde partijen weten ondanks alles
hun achterban goed vast te houden.
Colijn is in veler oog de sterke man
die het land nodig heeft.
Tegenover de economische crisis en
de grote werkloosheid in de kapitalistische landen steekt de planeconomie
in Sovjet-Rusland ogenschijnlijk gunstig af. Daar is nog steeds sprake van
economische vooruitgang. De stalinistische terreur tegen de boeren die hun
bedrijf niet willen opgeven en de
showprocessen tegen vooraanstaande
revolutionaire leiders, nemen velen ter
linkerzijde daarbij kennelijk op de
koop toe.
|
Afsluitdijk
|
Spaanse burgeroorlog
|
Juliana en Bernhard
|
Japan
|
Crisis
|
Hitler
|
|