Ondanks „genocide” geen thuis voor jezidi’s
Hun geloof is een weerzinwekkende mengeling van heidendom en aan de Bijbel ontleende gegevens. Toch verdienen jezidi’s het om meer gehoord en gezien te worden. En: daadwerkelijk gesteund. Want een volk dat nog maar kort geleden over de kling werd gejaagd door terroristen van IS, blijkt nog altijd vogelvrij.
Emir Hazim Tahsin, vorst van een vergeten volk
Het was even schakelen: een vluchtelingenkamp achterlaten om vervolgens een sjiek ingerichte villa binnen te stappen. Rond de tenten heerste een verzengende hitte – de thermometer wees 47 graden Celcius aan. In de woonkamer van dat paleisje zorgde een airco voor koelte.
Twee totaal verschillende werelden leken het en toch waren ze dat niet. In dat kamp verbleven jezidi-vluchtelingen – mannen, vrouwen, jongeren en kinderen, van huis en haard verdreven. En de villa? Die werd bewoond door wat in de volksmond „de koning van de jezidi’s” genoemd wordt: amir Hazim Tahsin Bag. Samen met zijn vrouw –amira Mayan Kheiri Bag– bestuurt hij de jezidi-gemeenschap. „Met de amir (of mir) zitten we op het hoogste niveau van de jezidi-hiërarchie”, leerde ik van Birgul Acikyildiz, die een stevige studie schreef over jezidi’s (”The Yezidis, the History of a Community, Culture and Religion”). „Hij die deze functie bekleedt, bezit geestelijke en wereldlijke macht die hem door God zijn toegekend. Daarom wordt de mir als heilige vereerd.”
De man die tegenover me zit en me een kopje thee met lekkernijen laat voorzetten, heeft qua uitstraling niets van een heilige. Zijn voorkomen heeft eerder iets onbeholpens en het zou zomaar kunnen dat dit door zijn positie komt, want koning zijn van vluchtelingen, vorst van een verstrooid en vergeten volk? Dat moet voor iedereen ongemakkelijk zijn.
Het interieur in de woonkamer valt op vanwege de pauwen die geschilderd of gebeeldhouwd staan opgesteld. Vreemd is dat niet want Tawusi Melek, de pauw-engel in het jezidi-pantheon, is de belangrijkste godheid van jezidi’s. Daarover elders op deze pagina’s meer.
Genocide
Het gaat die middag niet over wat jezidi’s geloven, maar over hoe ze de eeuwen door zijn verjaagd en vernederd en bijkans uitgemoord. Genocide, volkerenmoord, is op hen van toepassing, vinden ook de Verenigde Naties. In de literatuur kom je het getal meermaals tegen en ook de amir noemt het: 74. Zo veel keer is geprobeerd het Koerdische jezidi-volk uit te roeien. De laatste keer is aangrijpend recent, want dat was in de zomer van 2014, toen Islamitische Staat (IS) zijn opmars in Irak begon en daarbij de „ketterse” jezidi’s wilde uitmoorden.
De overrompeling van een van de belangrijkste jezidi-oorden, Shingal, in het noordwesten van Irak, ging gepaard met gruwelijke moordpartijen. Sinjar, de naam van de grootste stad daar en gelegen aan de voet van het Sinjar-gebergte, zal voor altijd verbonden blijven aan dat drama. De aantallen zijn bekend: 500.000 jezidi’s sloegen op de vlucht, duizenden mannen werden vermoord, duizenden vrouwen en meisjes ontvoerd en tot seksslavinnen gemaakt.
We zijn inmiddels acht jaar verder en nog altijd zijn grote aantallen jezidi’s ontheemd – het Esyan-vluchtelingenkamp dat ik eerder die middag bezocht, telt meer dan 1200 bewoners, verdeeld over ruim 3000 tenten. Teruggaan naar Sinjar, de plek vanwaar ze in 2014 wegvluchtten, is onmogelijk. IS mag dan zijn verslagen, Sinjar is niet veilig. Sterker: het is daar nog altijd oorlog omdat Syrische, Iraakse en Turkse troepen elkaar er bevechten.
IS verslagen, zegt u? We delen die middag berichten dat in kamp al-Hol in Noord-Syrië, waar Koerden IS-strijders gevangen houden, nog altijd grote aantallen jezidi-meisjes en -vrouwen zitten opgesloten en worden misbruikt door hun IS-mannen. Enkel tegen betaling van fikse sommen geld krijgen vaders en echtgenoten hun dochters en vrouwen vrij.
De boodschap van de vorst is niet mis te verstaan: een volk dat telkens dreigt te worden uitgemoord, verdient dit niet. Het heeft recht op een thuisland, maar voor jezidi’s gaat die regel kennelijk niet op. In Noord-Irak zijn ze ontheemd en overgeleverd aan wat hun gastheren –Irakezen en Koerden– dulden en believen, en veel meer dan het toestaan van een tentenkamp is dat niet. „Nodig ons uit om in Den Haag te komen praten”, stelt de vorst voor. Hij zou graag zien dat het Westen daadkracht toont. „Wijzelf staan machteloos.”
In schoenmakerszit op audiëntie bij ”vader-sheikh”
Wie niet aan yoga doet, of de sportschool dagelijks voorbij rijdt, die heeft er vast moeite mee: de kleermakerszit. Zitten met opgetrokken benen, niet even, maar dertig, zestig minuten lang. Toch moet iedereen eraan geloven die op audiëntie gaat bij de op een na hoogste leider van de jezidi’s, de baba sheik, ”vader sheikh” in gewoon Nederlands. Wee degene die na verloop van tijd zijn benen wat probeert in te trekken en daarmee met zijn voeten buiten zijn matje komt, hem wacht een reprimande van zijn buurman of -vrouw: „Voeten intrekken!” siste het meermalen.
Intussen zat „de paus” van de jezidi’s zelf relaxed vanaf zijn zetel geestelijk leider te wezen. Vooral dat relaxte viel op, want met enige regelmaat stak de man een sigaretje op – niet direct iets wat je van een hoge geestelijk leider-in-functie verwacht.
Als er een ”vader sheikh” is, dan moeten er meer sheikhs zijn. De jezidi-gemeenschap kent een kastensysteem met drie categorieën: sheikhs, pirs en murids. De eerste twee kasten vormen de geestelijkheid, tot de derde –murids– behoort het gewone volk. Taak van sheikhs is geestelijk leidinggeven, het gewone volk de leer bijbrengen en letterlijk mores leren: normen en waarden. Elke jezidi, zo beschrijft jezidi-kenner Birgul Acikyildiz in haar boek, moet een sheikh boven zich hebben, die als een geestelijk vader de hoogte- en dieptepunten in het leven van zijn zoon of dochter meebeleeft en begeleidt. Van jezidi’s wordt verwacht dat ze als blijk van respect jaarlijks een donatie overmaken naar hun sheikh. Overigens bestaat ook het inkomen van de emir uit donaties van zijn onderdanen.
Net als de functie van emir is die van baba sheikh erfelijk –je wórdt het en je blijft het–, of je wilt of niet.
Verweesd
Net als in het gesprek met de emir komt ook tijdens het onderhoud met baba sheikh de verweesde positie van het jezidi-volk naar voren: ook al is Islamitische Staat verslagen, jezidi’s zijn een ontworteld volk, omdat ze niet terug kunnen naar hun geboortegrond, Shingal, waarvan Sinjar het centrum is. Het is een opmerkelijke klacht uit de mond van een geestelijk leider die zetelt in wat het hart van de jezidi-gemeenschap wordt genoemd: het dal van Lalish. De naam verwijst naar het heilige der heiligen van de jezidi’s: het heiligdom van Lalish. Hier bevindt zich de graftombe van sheikh Adi, die leefde in de late middeleeuwen. Na zijn dood in de elfde eeuw kreeg Adi mythische allure en nog altijd wordt hij vereerd als grondlegger van het jezidi-geloof. Vanwege het graf van Asi is Lalish het belangrijkste pelgrimsoord voor jezidi’s geworden, en bemant deze baba sheikh hier het geestelijk, cultureel en bestuurlijk centrum van de jezidi’s.
Lalish: Schoenen uit! (en snel weer aan)
Hoe het voelt op blote voeten te lopen bij 40 graden en onder een felle zon? Wie een bezoek brengt aan het jezidi-heiligdom in Lalish, in het noorden van Irak, komt daar vanzelf achter, want daar geldt de regel: Schoenen uit nog voordat je bij de ingang van het gebouw bent. Bewakers moeten het aan de verbeten blikken van hun gasten gezien hebben: hoe die blootvoets de gloeiendhete zandweg betraden. Maar hun eis bleef onverbiddelijk. Blootvoets lopen is voor vrome jezidi’s een must en niet enkel bij het heiligdom. „Omdat natuur en architectuur als één heilig geheel worden gezien”, schrijft jezidi-kenner Birgul Acikyildiz in haar studie, „beschouwen pelgrims iedere plant, steen of gebouw als sacraal. Het kappen van bomen is er verboden en met schoenen aan rondlopen evenzo.”
De vallei van Lalish telt diverse jezidi-gemeenschappen waarvan de oorsprong honderden jaren teruggaat. In het dal ligt de bakermat van het jezidi-geloof. Op zijn beurt maakt de vallei deel uit van een groter geheel dat evengoed als heilig wordt vereerd: Sheikhan, gelegen tussen de steden Duhok en Mosul. Het is een streek waar Koerden vanouds de dienst uitmaken. Een tweede pelgrimsoord is Sinjar, ook in het noorden van Irak, maar westelijk, aan de grens met Syrië. Of ze nu naar Lalish gaan of naar Sinjar, pelgrims hebben er vooral belangstelling voor de graftombes van sheikhs die er verspreid in het landschap zijn gebouwd en die zijn te herkennen aan de kegelvormige torentjes.
Jezidi’s hebben twee heilige boeken, maar belangrijker voor het geloofsleven zijn die graftombes, en daarnaast tal van voorwerpen zoals een waterbron, een boom, grot, of steen. Wie als christen een bezoek brengt aan het heiligdom Lalish, betreedt een voor hem duistere wereld van primitief bijgeloof en verlangt al gauw naar zijn schoenen buiten. Passerende pelgrims staan er daarentegen geregeld stil bij de meest wonderlijke voorwerpen, waar wordt gebeden en die worden gekust. Een slok water, geschept uit een „heilige bron”, lijkt een niet te missen activiteit.
Pauw-engel
Ook dieren zijn voorwerp van aanbidding en één beest springt boven alles uit: de pauw. De vogel verwijst naar Tawusi Melek, de pauw-engel die geldt als de belangrijkste god in het jezidi-pantheon. Dat jezidi’s door zowel moslims als christenen als „satan-aanbidders” werden en worden gezien, houdt hiermee verband. Zij herkennen in de pauw de gevallen engel satan. Voor jezidi’s is de pauw-engel (de naam satan wordt niet gebezigd) geen afvallige engel, maar juist door God zelf op aarde aangesteld om Hem te vertegenwoordigen.