Mens & samenlevingweek tegen pesten

Pesten trekt diepe sporen in het leven van Marlies

Ruim tien jaar lang werd ze genegeerd, uitgescholen en buitengesloten. Met de gevolgen van dat pestgedrag worstelt Marlies nog iedere dag.

23 September 2022 20:45
Marlies (niet de persoon op de foto) werd jarenlang gepest. „Mijn pesters hoorden allemaal tot de reformatorische gezindte. Ik dacht vaak: als ik 18 ben, ga ik nooit meer naar de kerk. beeld Unsplash, Eric Masur
Marlies (niet de persoon op de foto) werd jarenlang gepest. „Mijn pesters hoorden allemaal tot de reformatorische gezindte. Ik dacht vaak: als ik 18 ben, ga ik nooit meer naar de kerk. beeld Unsplash, Eric Masur

Praten over haar pestverleden valt haar zwaar. Toch doet de twintiger, aan de vooravond van de Week tegen Pesten, haar verhaal. Niet omdat zíj zonodig in de schijnwerpers wil staan. Wel omdat ze vindt dat toch íémand moet vertellen hoe groot de impact van pesten is.

Vanaf de kleuterschool tot het einde van de middelbare school is Marlies slachtoffer van pestgedrag. Haar familie verhuist naar Zeeland als ze vier jaar is. Het blijkt voor het gezin lastig om als ‘buitenstaander’ een plek te krijgen in de dorpsgemeenschap.

Dat merkt ook Marlies. Al vanaf groep 1 heeft ze het gevoel dat ze niet bij de rest hoort. Zo laten haar klasgenoten haar links liggen en nodigen ze haar nooit uit om bij hen thuis te komen spelen. In de pauze staat Marlies altijd in haar eentje in een hoekje van het schoolplein. Toe te kijken hoe de rest met elkaar speelt. „Geen denken aan dat ik mee mocht doen.”

Ze weet nog dat een juf op een dag actie onderneemt. „Zij vroeg: „Wie wil met Marlies spelen, want zij heeft niemand.” Het hielp niks. Niemand wilde.”

Het blijft niet bij negeren en buitensluiten alleen. Ook uitschelden en uitlachen is aan de orde van de dag. Het uitschelden doet pijn. Maar het buitensluiten kwetst haar het meest. „Ik voelde me altijd zo alleen; dat gevoel was vreselijk.”

Vanaf groep zes gaat het iets beter. Marlies krijgt steun van een klasgenoot. „Voor het eerst wist ik wat het was om een vriendin te hebben. Dat meisje lag goed in de groep en daardoor liet de rest mij met rust.”

Tandarts

Op de middelbare school gaat het aanvankelijk goed. Na een halfjaar wisselt Marlies echter van klas, omdat ze een niveau hoger mag instromen. „Dat ik in een andere groep zou komen, vond ik niet erg”, blikt de Zeeuwse terug. „De vriendin van de basisschool zat in die klas. Dat komt wel goed, dacht ik.”

Maar het komt niet goed. In de nieuwe klas zijn de groepjes al gevormd en Marlies komt er niet tussen. De vriendin stuurt een berichtje dat ze geen behoefte meer heeft aan vriendschap; ze heeft andere vriendinnen gevonden.

Een briefje met het woord ”ezel” op haar rug. Haar waterfles die wordt opengemaakt terwijl zij op het toilet zit –„al m’n spullen waren nat–”, klasgenoten die niet naast haar willen zitten: „Daar gaan we weer, dacht ik.”

Opnieuw wordt ze dagelijks uitgescholden en weer hoort ze niet bij de groep. Docenten hebben in eerste instantie niet door wat er gaande is. Niet gek, vindt Marlies. „Als ik bijvoorbeeld de klas binnenkwam, sloegen mijn klasgenoten me zogenaamd vriendschappelijk op mijn rug. Het leek dan alsof ik erbij hoorde. Maar ik wist wel beter, daarvoor was het slaan te hard.”

Thuis vertelt ze niets. „Als ik wat zou zeggen, zouden mijn ouders naar school bellen. Dat wilde ik niet, want dan zou het alleen maar erger worden.” Ze heeft haar eigen tactiek om het pesten zo snel mogelijk voorbij te laten gaan. „Ik dacht: ik zeg niks als mijn klasgenoten mij lastigvallen. Als ik niet reageer, is er voor hen niets aan en is het snel voorbij. Het werkte niet.”

In die jaren spijbelt ze veel. „Soms liet ik iemand een briefje schrijven dat ik naar de tandarts moest. Regelmatig liep ik onder schooltijd rondjes in de wijk. Ik ben ook vaak ziek thuisgebleven.” Een keer fietste ze niet naar school, maar naar het spoor. „Alles leek donker en ik voelde me zo alleen. Wat heeft het leven nog voor zin, dacht ik. Ik wilde niet écht voor de trein springen, maar ik voelde me gewoon zo leeg en hulpeloos.”

Ramptoerisme

Het zwijgen over wat er precies aan de hand is, houdt Marlies lang vol. Uiteindelijk loopt de emmer toch over. „Op een dag was ik tijdens het laatste uur lastiggevallen. Daarbij kwam dat we die week erop op schoolkamp zouden gaan. Dat zag ik echt niet zitten. Toen heb ik thuis alles eruit gegooid.”

Haar ouders, die al wel door hadden dat het op school niet lekker liep, bellen de mentor. Die haalt Marlies de volgende dag uit de klas. „Toen heb ik eerlijk verteld wat er aan de hand was. Wat erg, zei de docent. Maar ook: Jij hebt ook dingen gezegd die je klasgenoten niet leuk vonden. Dat vond ik een vreemde reactie. Nu is het zeker mijn schuld nog ook, dacht ik.”

In klas vier wordt Marlies’ vader ernstig ziek. Vanaf dat moment luwt het pestgedrag. „Mijn klasgenoten vonden mij toen toch wel wat zielig. Opeens vroegen ze hoe het thuis ging. Dat lijkt aardig, maar ik vond het ramptoerisme.”

Wantrouwen

Nu, ruim vijf jaar later, heeft Marlies nog steeds last van wat er tijdens haar schooljaren gebeurde. Zo heeft ze weinig vertrouwen in mensen en vindt ze het „ingewikkeld” om ontspannen met leeftijdsgenoten om te gaan. „Het wantrouwen richting anderen zit heel diep.”

Ze heeft wel vrienden, maar vooral buiten de reformatorische kring. „Mijn pesters maakten allemaal deel uit van de reformatorische gezindte. Toen ik op school zat, dacht ik vaak: is dit nu hoe je christen bent? Ik heb weleens tegen mijn ouders gezegd: als ik 18 ben, vraag ik mijn doopbewijs op en ga ik nooit meer naar de kerk.”

Inmiddels heeft ze belijdenis gedaan in de kerk waarin ze is opgegroeid. „Ik probeer geloof niet meer automatisch te koppelen aan het gedrag van de mensen die mij het leven zuur hebben gemaakt. Maar ik heb nog steeds een scherp oog voor hypocrisie. Je leven moet passen bij wat je belijdt. En dat was bij veel van mijn klasgenoten niet het geval.”

Ze komt haar pesters nog regelmatig tegen. „Sommigen zijn getrouwd. Een van hen heeft een kindje. Als ik hen dan zie lopen, denk ik wel: lekker dan. Jij hebt een gezin, je leven lijkt op orde en ik zit hier met de brokken. Maar echt boos ben ik niet. Ook hun leven gaat vast niet over rozen.”

Niet allereerst op school, maar vooral in de gezinnen moet meer oog zijn voor pestgedrag, benadrukt de twintiger. „Hoe praat je als ouders over anderen? Is dat respectvol? Kinderen voelen dat haarfijn aan en kopiëren dat gedrag. Leerkrachten kunnen leerlingen op school dan wel respect voor de ander proberen bij te brengen; maar als dat thuis niet gebeurt, is dat dweilen met de kraan open.”

Marlies heet in werkelijkheid anders. Haar echte naam is bij de redactie bekend.

Hebt u hulp nodig? Dan kunt u contact opnemen met Stichting 113 Zelfmoordpreventie via 113 of 0800-0113 (24 uur bereikbaar) en 113.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer