Nieuwe dirigent Roder Jongenskoor geniet van de jongensstem
Twee jaar geleden rondde Jaap de Kok (24) zijn bachelor orgel af met een 9,5. Toch vervolgde hij zijn orgelstudie niet. Dirigeren en zingen troken hem. Daarom studeert hij nu zang en koordirectie. Binnenkort mag de musicus de scepter zwaaien over het bekende Roder Jongenskoor. „Ontzettend leuk, bezig zijn met de jongens.”
Hij ontvangt in zijn studentenkamer in een flat in de Groningse wijk Vinkhuizen. „Deze wijk wordt wel de Biblebelt van Groningen genoemd”, lacht hij. „Allemaal CSFR-studenten die hier wonen.”
Zijn eigen onderkomen ademt muziek: een orgel van Eminent overdwars in de kamer, een klavecimbel langs de muur, boeken over muziek in de kast, cd’s op de plank. „Zal ik het Roder Jongenskoor opzetten?” Een opname met Engelse muziek van het Groningse jongenskoor klinkt door de kamer. „Prachtig hè, die klank.” Even later moet de cd toch uit. „Ik kan me zo niet concentreren op het gesprek.”
De Kok is per half oktober benoemd tot artistiek leider van het jongenskoor, dat in 1985 door Bouwe Dijkstra werd opgericht (zie ”Het Roder Jongenskoor”). Hij is er nog beduusd van. „Heel bijzonder. Ook een grote verantwoordelijkheid: er komt heel wat bij kijken. Maar het is een goedgeorganiseerd koor. Ik heb er heel veel zin in.”
De jonge musicus werd vorig jaar door de huidige dirigent, Rintje te Wies, gevraagd of hij in de toekomst diens opvolger wilde worden. Hij zei niet direct ja. Eerst heeft hij een jaar als zangdocent meegedraaid, waarbij hij een aantal jongens onder zijn hoede nam. Inmiddels zijn het tien jongens en één man die hij muzikaal begeleidt. Zo nu en dan dirigeerde De Kok al delen van een concert.
Enthousiast vertelt hij over de tweedaagse trip naar Zeeland die het koor eind juni maakte. „Samen ontbijten, samen voetballen, én samen zingen in Brielle, Brouwershaven en Goes. Fantastisch.” In de week van het gesprek had hij nog zo’n enthousiasmerende ervaring. Bij een van de koorouders moest hij overleggen over de website. Na afloop liep hun zoon die op het koor zingt, Gustav Spannenberg, daar ook rond. Die had onlangs tijdens een test voor toelating tot het concertkoor de aria ”Blute nur” uit Bachs ”Matthäus Passion” gezongen. „Zullen we nog even ”Blute nur” doen?” vroeg De Kok. Het jongetje aarzelde even maar ging toch mee naar het aanpalende kerkje. En daar zong hij zomaar in z’n eentje de beroemde aria van Bach; z’n ouders en wat buren stonden om het hoekje te luisteren. De Kok, opgetogen: „Zo geweldig! Een gast van 8…!” Lachend: „Ik heb zo’n zin in het nieuwe seizoen.”
Elly en Rikkert
Het leek er aanvankelijk niet op dat Jaap de Kok zijn werk van het dirigeren zou gaan maken. Hij groeide op in een predikantsgezin in het Drentse Diever, waar zijn vader de gereformeerde kerk diende. Klassieke muziek was niet echt aanwezig in huize De Kok. Bijna verontschuldigend: „Ik luisterde heel veel naar de liedjes van Elly en Rikkert.”
Wel speelde zijn moeder vroeger in de fanfare en ging zijn broer op orgelles. Het keyboard, de piano en het orgel waren dan ook al vroeg aanwezig in het leven van de jonge Jaap. Hij herinnert zich dat hun kerk, de Kruiskerk in Diever, in 2011 een nieuw orgel kreeg, gebouwd door Nijsse. „Een bak van een instrument.” Op dat orgel zat hij dan op zaterdagavond de toccata over Psalm 146 van Jan Zwart te oefenen. Maar De Kok weet ook nog hoe hij op het instrument met alleen een Prestant 8’ Bachs bewerking over ”Nun komm, der Heiden Heiland” speelde. „Ik dacht: wat is dit…!”
Inmiddels had hij les: keyboard en orgel, later piano. Op de middelbare school werd het toch weer orgel. Daarvoor ging hij naar Gea Hoven in de lutherse kerk in Zwolle. In de kerk in Diever speelde hij intussen vanaf z’n 15e ook zondags.
Lang aarzelde Jaap tussen orgel en piano. Uiteindelijk begon hij in vwo 6 aan de vooropleiding orgel aan het conservatorium in Groningen, bij Theo Jellema. Waarom het toch orgel werd? „Ik denk vanwege de variatie die je op zo’n instrument hebt. Het staat ook in een kerk; akoestiek speelt mee. En je begeleidt er de samenzang mee: dat vind ik heel bijzonder.”
Bij Jellema ging er een wereld voor hem open, zegt De Kok. „Ik weet nog dat ik dacht: wat is dit…! We gingen muzikaal de diepte in: één grote ontdekkingsreis.” Hij vertelt hoe hij in die tijd in Zeerijp ging spelen, op een 17e-eeuws orgel dat in de zogenoemde middentoonstemming staat. „Daar had ik nog nooit van gehoord. Dus ik vond dat het orgel vals klonk in de muziek die ik erop speelde.” Tot er iemand na hem kwam die Sweelinck speelde. „Die muziek klinkt daar heel goed. We hebben er later heel hard om gelachen.”
Tijdens zijn orgelstudie leerde hij het Groninger orgelland beter kennen. In sommige kerken, zoals in Noordwolde, Leens en Zeerijp, zat hij uren te studeren. Intussen deed hij op het conservatorium ook integraal hoofdvak piano, bij Nata Tsvereli. „Ik heb uren pianogespeeld. Bijvoorbeeld om Rachmaninov op mijn eindexamen te kunnen spelen. Docenten zeggen dat mijn techniek daardoor soepel is.”
Blij
Onderwijl was er ook een ander vuurtje gaan gloeien. „Mijn moeder had een projectkoortje in de kerk; daar begeleidde ik weleens bij. Tot ze me op enig moment vroeg om voor haar in te vallen. Ik vond dat zo ontzettend leuk. Ik was toen 16 en wist: ik wil dirigent worden.” Waarom? „Het samen musiceren en God grootmaken, dat vind ik heel mooi.” Ineens herinnert hij zich iets. „Als kind was ik altijd aan het zingen. Ook onder het eten. Er was zelfs een regel dat ik, als ik mijn mond niet kon houden, naar de gang moest.”
En dus ging De Kok aan het conservatorium in zijn tweede jaar ook hoofdvak koordirectie doen, met als bijvak zang. Twee jaar geleden rondde hij in Groningen zijn bachelor orgel cum laude af met een 9,5. Maar hij ging niet door met de master orgel. Hij wendde de steven en startte inmiddels met het hoofdvak zang. „Zingen vind ik zo leuk. Ik geniet ervan om als bas-bariton op het podium te staan. Volgens mijn docente, Hanneke de Wit, word ik er helemaal blij van.” Waarom? „Ik denk omdat het zo direct is, zo puur. Bij een orgel of piano zit er nog een ‘machine’ tussen, maar bij zingen is je stem het enige instrument.”
Zo raakte De Kok aan het zingen en dirigeren. In de Martinikerk, waar hij zondags zit en soms op het orgel begeleidt, richtte hij vijf jaar geleden een ensemble op: het Agricola Consort. Dat gezelschap zingt bijvoorbeeld in vesper- of cantatediensten. „Het zijn vooral jonge mensen, die heel gemotiveerd zijn. Prachtig om te zien.”
Voetbaltenue
Nu is hij dan binnenkort de artistiek leider van het befaamde Roder Jongenskoor. De Kok staat er niet alleen voor: ook bariton Michiel Nonhebel en mezzosopraan Marijke Beute gaan meedraaien als docent. „Het is teamwork, samen ondersteun je elkaar. En vergeet de koormoeders en de ouders niet, die heel veel voor het koor doen: de website, de kleding passen en wassen.”
Door corona heeft het jongenskoor een flinke klap gehad, zegt De Kok. „Ze konden twee jaar niet repeteren.” Maar inmiddels neemt het aantal aanmeldingen weer toe. In de agenda staan alweer heel wat uitvoeringen, waaronder evensongs, psalmenvespers, Festivals of Lessons and Carols. En in het voorjaar twaalf keer een optreden bij een uitvoering van de ”Matthäus Passion”. Ook staat een koorreis naar Engeland op de rol. „Zo ontzettend leuk.”
Wat hij met de Engelse koormuziek heeft? „Ik ben een paar keer in Engeland geweest. Voor het eerst in vwo 4, toen we naar Cambridge gingen. Later was ik met de Schola Liturgica van Geke Bruining onder andere in Gloucester en Bristol. Die eeuwenoude muziektraditie spreekt me aan. Dat de lofzang altijd doorgaat in de dagelijkse vieringen, ook als er geen bezoekers komen…” Favoriete componisten heeft hij niet. „Howells is prachtig, maar ook de veel oudere muziek van Byrd. Ik houd van die afwisseling.”
Wat zijn De Koks plannen met het Roder Jongenskoor? „Ik ga enthousiast aan de slag. Het mooie vind ik dat je kinderen met zo’n koorschool ambassadeur maakt van klassieke muziek. Ze schamen zich er niet voor. Sterker nog: ze zijn er trots op. Soms komen ze uit voetbal naar koor en staan ze in hun voetbaltenue te zingen. Prachtig toch?”