Rutte: kabinet schuift uitlatingen Hoekstra even ter zijde
De opmerkingen van CDA-leider en minister Wopke Hoekstra over de stikstofdoelen zijn nog geen dag oud, maar worden door het kabinet even in de ijskast gezet. „We hebben met elkaar afgesproken die maar even terzijde te leggen”, zegt premier Mark Rutte na de ministerraad. Hoekstra heeft voor onrust in de coalitie gezorgd door in een interview met het AD te zeggen dat de deadline van 2030 voor halvering van de stikstofuitstoot wat hem betreft niet heilig is.
Het kabinet heeft besloten om „ons op de begroting te richten en er ook voor te zorgen dat de gesprekken die Johan Remkes nu begeleidt zo succesvol mogelijk zijn”, aldus Rutte. Remkes praat met het kabinet en een groot aantal partijen over de stikstofcrisis. De coalitiegenoten van het CDA zeiden stuk voor stuk te vinden dat het gesprek met Remkes juist rust en ruimte moet krijgen om de stikstofimpasse te doorbreken.
Dat het kabinet zich blijft bezighouden met de begroting en de stikstofgesprekken betekent „niet dat hij het interview intrekt”, zegt Rutte over Hoekstra. Maar er is vanuit de coalitiepartijen ook geen verzoek gekomen om het regeerakkoord aan te passen, benadrukt hij. In dat akkoord is de deadline van 2030 afgesproken. Rutte wil daar niet van afwijken. „Ik vind het belangrijk om klare wijn te schenken.”
Voorafgaand het ministersoverleg zei Rutte al „staatsrechtelijke vraagtekens” te plaatsen bij de uitlatingen van de CDA-leider, die vrijdag zijn standpunt overigens wel herhaalde. „Het moet geen gewoonte worden”, zei Rutte. Hoekstra is immers ook minister (van Buitenlandse Zaken), en het kabinet moet over het algemeen hetzelfde standpunt uitdragen. Zo ontsloeg Rutte voormalig CDA-staatssecretaris Mona Keijzer toen zij kritiek uitte op de coronapas.
Hoekstra krijgt als partijleider meer ruimte om „wat kleur op de wangen te creëren”, vindt Rutte. Maar het moet wel een uitzondering blijven, vindt de premier.
Inhoudelijk wilde Rutte niet ingaan op het interview, waarin Hoekstra ook zegt dat het koopkrachtpakket voor volgend jaar minimaal 10 miljard euro moet bedragen. „Ik ga dat niet becommentariëren”, aldus de premier.