Museum in zonnig Le Poët-Laval houdt herinnering aan hugenoten levend
Frankrijk heeft een rijk protestants verleden. Weliswaar is de erfenis van de Reformatie grotendeels weggewist door de liberale theologie en publieke aanwezigheid van de Rooms-Katholieke Kerk, maar ze is nog steeds een inspirerende bron voor vandaag, zegt Bernard Croissant, voorzitter van het Museum van het Protestantisme in de Dauphiné.
Het museum is gevestigd in Le Poët-Laval, een bijzonder schilderachtig dorpje met tal van straatjes en steegjes gelegen in het Franse departement De Drôme, omgeven door graan- en lavendelvelden. De Nederlandse schrijver Gerard Reve (1923-2006) streek hier in de jaren zeventig voor een aantal jaren neer in een huis dat hij omdoopte tot ”La Grâce”. Maar Reve was slechts een deel van het jaar in Le Poët-Laval. De dorpse eenzaamheid greep hem steeds meer naar de keel, schreef hij. Zijn huis vermeldt nog de initialen G. R. (en zijn buurvrouw is nog in leven), maar Croissant heeft Reve niet ontmoet toen deze eens een bezoek bracht aan het museum.
Rijke geschiedenis
Het dorp kent een lange geschiedenis, met hospitaalridders en protestanten. De protestantse kerk, nu ingericht als museum, heeft de vervolging onder Lodewijk XIV overleefd. De verklaring hiervoor is dat de kerk onderdeel was van het gemeentehuis en daarmee gevrijwaard van de katholieke sloophamer na de herroeping van het Edict van Nantes (1685). Naast deze protestantse kerk is er in het dorp een ruïne van een kasteel dat ooit zetel was van de commandant van de hospitaalridders. Deze militaire ridderorde, die nog altijd bestaat onder de naam Orde van Malta, had tot doel de bedevaarders in Jeruzalem te beschermen.
Jehan de Brotin, commandant in Le Poët-Laval in de zestiende eeuw, besloot echter om protestant te worden en daarmee werden het dorp en de omgeving dat ook. Het protestantisme in de regio ging al terug op het erfgoed van de Waldenzen. Toen Petrus Waldo, een rijk man uit Lyon, door het Vierde Lateraans Concilie (1215) werd veroordeeld, breidde zijn invloed uit naar de Provence en de Dauphiné (een onafhankelijk graafschap binnen het Heilige Roomse Rijk) en legde daarmee de grondslag voor de ideeën van Luther en Calvijn.
Het huidige ”Museum van het protestantisme in de Dauphiné” is een van de drie protestantse kerken die niet verwoest zijn na de herroeping van het Edict van Nantes. De andere twee staan in Collet de Dèze en Vialas, beide gelegen in de protestants georiënteerde Cevennen in Zuid-Frankrijk. Het kerkgebouw annex museum werd weer een plaats voor de eredienst in 1807, na de Franse Revolutie, en dat bleef zo gedurende de negentiende eeuw. Na 1960 werd de kerk een protestants museum.
De kansel in het museum dateert uit het begin van de negentiende eeuw en komt van een protestantse kerk in Lyon. In een vitrine ligt een Bijbel waaruit de titelpagina gescheurd is – om voor de vervolgers te verbergen dat het een Bijbel is. Een interessant object is ook de avondmaalsbeker die in drie stukken uit elkaar gehaald kon worden vanwege het clandestiene vervoer naar protestantse diensten in „de wildernis” (Le Désert), zoals de ondergrondse kerk in Frankrijk werd aangeduid. Protestanten hadden de keus tussen drie opties: rooms-katholiek worden, het geloof ondergronds praktiseren (in bossen, grotten en bergen) of de vlucht naar elders nemen.
Vanaf het museum begint de route ”In de voetsporen van de hugenoten” (Sur les Pas des Huguenots), maar liefst 1600 kilometer lang. De route loopt door Genève en het Musée International de la Réformation en eindigt in het Duitse Badkarlshafen in het Musée du Refuge Huguenot et Vaudois (Waldenzen).
De hugenotenroute is een Europese culturele route, benadrukt Croissant. „Ze moet wandelaars, die geen pelgrims zijn, stimuleren om na te denken over het verschijnsel ballingschap en de opvang van ballingen. Een actueel gegeven dat omgeven is met veel tragiek. Deze route is cultureel, historisch maar niet confessioneel, zonder religieuze dimensie.”
Het museum toont het glorieuze verleden van het protestantisme in Frankrijk, voor en na de Franse Revolutie. Maar ook het Réveil komt aan de orde, onder meer in de persoon van de legendarische Felix Neff, „de apostel van de Hoge Alpen”, over wie enkele jaren geleden een Nederlandse biografie verscheen.
Het museum wil laten zien dat het protestantisme nog steeds een kracht van vernieuwing is. Dat bleek onder meer in perioden van geestelijk ontwaken als protest tegen een lauwe en starre kerk, aldus een toelichting. Het protestantisme werd een inspirerende bron voor vrijheid, mensenrechten en strijd tegen onderdrukkende ideologieën (zoals het nazisme) en maakte zich sterk voor de eenheid van de kerken. In een van de ruimtes is een mozaïek van Daniel Kaltenbach te zien, gerealiseerd met stenen uit de gehele wereld, daarmee symboliserend „de universele roeping van ons kleine museum.”
Migratiestromen
Bernard Croissant zegt dat het museum jaarlijks tussen de 3000 en 4000 bezoekers verwelkomt. Bezoekers komen vooral uit Franse departementen, maar ook uit Duitsland, Zwitserland, Nederland, België, Groot-Brittannië, Italië (de nazaten van de Waldenzen), Spanje, Amerika en Zuid-Korea. „Het Franse protestantisme was en is een actieve minderheid ten behoeve van het algemeen belang en bestaat niet voor zijn eigen glorie. Het Franse katholicisme bevindt zich momenteel in een duizelingwekkend verval, maar blijft het christelijk referentiepunt voor het openbare leven. De liberale theologie en het rationalisme zorgden ervoor dat veel protestanten het geloof van hun voorouders verloren.”
De hugenoten zijn daarmee niet slechts een overblijfsel uit het verleden, benadrukt Croissant. „Ze zetten bijvoorbeeld sterk aan tot nadenken over de huidige migratiestromen. Hugenoten zijn relevant in de strijd tegen totalitaire regimes ten behoeve van de idealen van democratie en vrijheid van godsdienst. Zij laten zien dat het geloof relevant is voor de samenleving. Hun geloofspraktijk is daarom een voorwerp van blijvende herinnering.”