Caspard de Coligny koos de kant van de hugenoten
Admiraal Gaspard de Coligny was een man van kaliber. Iemand die grote veldslagen won en veel dapperheid aan de dag legde. Maar ook iemand die prachtige brieven schreef en de boeken van Calvijn aandachtig bestudeerde. Vijf eeuwen geleden werd hij op het kasteel van Châtillon geboren.
Groot is de verleiding om de geschiedenis in hapklare brokken te snijden; mensen in enkele zinnen neer te zetten als ‘goed’ of ‘slecht’ – om duidelijkheid te verschaffen. Over de Franse geschiedenis is een aantal clichés blijven hangen. Koning-moeder Catherine de Medicis was een gemene vrouw, het brein achter de Bartholomeüsnacht. Koning Hendrik IV verloochende zijn geloof omdat hij koning wilde worden. De hugenotenleiders Condé en Coligny waren helden, de rooms-katholieke Guises schurken.
Als je een diversiteit aan bronnen raadpleegt, wordt het beeld diffuser. Zelfs de interpretatie van ooggetuigenverslagen blijkt problematisch. Calvijn kende dat probleem ook. In een brief aan Beza, gedateerd op 24 september 1561, schrijft hij naar aanleiding van het godsdienstgesprek te Poissy, waaraan Beza namens de protestanten deelnam (en een broer van Coligny namens de rooms-katholieken): „Ik ben al uitvoerig geïnformeerd over deze zaak (…) maar wenste veel liever jouw getuigenis alleen te horen, want de meeste mensen hebben de neiging de zuiverheid van de geschiedenis te bederven door hun voorliefde om haar mooier te maken.”
Publieke zaak
Nu blijft het ook waar dat de gedachtenis van de rechtvaardige tot zegen zal zijn. Deze Bijbeltekst staat op de sokkel van het standbeeld van Coligny in Parijs. Als je allerlei getuigenissen over het leven van Gaspard de Coligny (1519-1572) tot je neemt –biografieën, brieven– raak je onder de indruk van deze edelman die zijn eigen belang ondergeschikt maakte aan het belang van zijn vaderland. Aan zijn vrouw schrijft hij enkele dagen voor zijn dood: „Ik zou vele malen liever het hof verlaten en bij jou willen zijn, maar de publieke zaak gaat voor mijn persoonlijk verlangen.” Die zo’n groot geloof had dat hij alles opofferde: familie, bezittingen, de gunst van mensen, en tot slot zijn leven.
De jonge Gaspard II groeit samen met zijn broers Odet en François op in het gezin van Gaspard I de Coligny en zijn vrouw Louise de Montmorency. Zijn vader stamt uit een oud adellijk geslacht dat al eeuwenlang het leger van de Franse koningen dient. Zijn moeder verleent het gezin nog meer status, zij is de zus van de ‘connétable’, de opperbevelhebber van het leger. Bovendien is zij eerste hofdame aan het hof van Frans I. Er is voor de jongens een veelbelovende toekomst weggelegd. Ze krijgen een gedegen opleiding in de humanistische traditie. De paus verleent aan François, als hij nog maar 16 jaar oud is, de functie van kardinaal. Beide andere jongens maken carrière in het leger. Na getoonde dapperheid wordt Gaspard bevorderd tot generaal van de infanterie. In die hoedanigheid stelt hij een strenge militaire gedragscode op. Ongehoorzaamheid, vloeken en plunderen worden niet gedoogd. Op een reeks meerdere kleine vergrijpen staat zelfs de doodstraf.
In het jaar 1547 sterft Coligny’s moeder. Er zijn aanwijzingen dat zij de Reformatie gunstig gezind was. Datzelfde jaar huwt Gaspard met Charlotte de Laval. Wanneer zij ingewonnen werden voor de Reformatie is moeilijk te zeggen. Het is een lang proces geweest: voor mensen met deze maatschappelijke positie was het een aardverschuiving om voor hun nieuwe principes uit te komen. Ze hadden veel te verliezen, dat ook, maar het paste vooral niet in hun hoofd. Trouw zijn aan de koning zat diep in hun genen verankerd. Het Franse koningshuis en de Rooms-Katholieke kerk waren nauw aan elkaar verbonden. Godsdienstige eenheid werd essentieel geacht voor de eenheid van de staat: een afwijkende religieuze overtuiging stond gelijk aan ontrouw aan de koning.
Dat bracht een enorm loyaliteitsconflict teweeg. Rond 1555 is Gaspard met een ambitieus project bezig, waaruit blijkt dat hij toch al met de calvinisten begaan is. Hij is de drijvende kracht achter de expeditie van ontdekkingsreiziger Villegaignon naar Zuid-Amerika, dat nog zo goed als onontdekte land. Coligny wordt op zijn beurt gedreven door het verlangen om een veilige uitwijkplaats voor zijn verdrukte landgenoten, de hugenoten, te vinden. Als hij nu eens een calvinistische kolonie kon stichten in die nieuwe wereld! Villegaignon bezet een eiland in de baai van het huidige Rio de Janeiro en bouwt er het Fort Coligny. Helaas wordt het vijf jaar later door de Portugezen ingenomen en vernietigd.
Intussen voert Coligny de koninklijke legers in Noord-Frankrijk aan, waar de Spanjaarden proberen binnen te dringen. Bij St. Quentin weet hij de Spaanse overmacht tot stilstand te brengen. Maar de strijd is te ongelijk. De stad valt en Coligny wordt gevangengenomen, een dikke buit voor de Spanjaarden gezien Coligny inmiddels de rang van admiraal heeft.
Avondmaal
Tijdens een anderhalf jaar durend verblijf in de Vlaamse kerkers vindt een omkeer in zijn leven plaats. Hij bestudeert de Bijbel. Hij leest ook het commentaar van Calvijn op het boek Job, dat hem bijzonder aanspreekt. Als de admiraal na betaling van een grote losprijs vrijkomt, kiest hij openlijk de zijde van de hugenoten. Het verzaken van de mis en het deelnemen aan het Avondmaal geldt als een beslissend moment. Als dat moment er is, gaat er als het ware een schokgolf van vreugde door de protestantse gelederen in Europa.
Coligny intensiveert zijn contacten met protestantse vorsten in Duitsland, met het Engelse koningshuis en met Willem van Oranje. In 1568 tekenen Condé, Coligny en Oranje een ”heilig bondgenootschap” tegen de katholieke tirannie. Het is Filips II een doorn in het oog en hij oefent druk uit op zijn schoonmoeder Catherine de Medicis om de vervolging van ketters op te voeren. Zij probeert halfslachtig de beide kampen –rooms-katholieken, aangevoerd door Guise, en protestanten– met elkaar te verzoenen. Het huwelijk tussen haar dochter en de protestantse Henri de Navarre moet daarvan een ultiem bewijs vormen. Maar het ontaardt in een dramatisch en traumatisch bloedbad, aangericht op de naamdag van de heilige Bartholomeüs. Hugenotenleider Coligny is het eerste slachtoffer. In de vroege morgen van zondag 24 augustus 1572 wordt hij op een laffe wijze vermoord.
Zijn lichaam wordt ernstig verminkt. Na veel treurige omzwervingen vinden de stoffelijke resten hun laatste rustplaats op het landgoed van de familie in Châtillon-Coligny. In de twintigste eeuw is er een bescheiden monument gekomen, mede dankzij de inspanningen van koningin Wilhelmina, die zich verwant voelde aan haar heldhaftige Franse voorgeslacht.
Dit nooit weer
In de Parijse Rue Rivoli verheft het wit marmeren standbeeld van Coligny zich na een recente restauratie weer in volle glorie. De verkeerde geboortedatum is bewust niet hersteld: er staat nog steeds 1517 in plaats van 1519. Coligny staat voor een lijst: dat verbeeldt het raam waar hij uitgegooid werd die bewuste gruwelnacht. Aan de voet van het beeld ligt een opengeslagen Bijbel geflankeerd door twee vrouwenfiguren. Links Victoria (overwinning) met helm, zwaard en lauwerkrans, rechts Fides (geloof) met een palmtak. Het beeld werd in de 19e eeuw gemaakt en is gefinancierd door zowel protestanten als rooms-katholieken, vanuit de gedachte ”dit-nooit-weer”. Ieder jaar wordt hier bij wijze van herdenking op een zondag in augustus het ”A toi la gloire” aangeheven. Nederlandse koninginnen waren daar ook wel eens bij aanwezig en maakten dan een buiging voor hun voorvader. Dochter Louise de Coligny trouwde namelijk met Willem van Oranje en werd een stammoeder van ons vorstenhuis.