Economiecolumn gerhard hormann

Een vakantiehuisje als belegging is minder rooskleurig dan dat het lijkt

Bij verontwaardigde verhalen over vermogensongelijkheid wordt steeds minder onderscheid gemaakt tussen de toplaag van 10 procent en de grote groep daaronder die helemaal niet echt rijk is.

Gerhard Hormann
13 August 2022 15:00Leestijd 3 minuten
beeld Pexels, Eberhard Grossgasteiger
beeld Pexels, Eberhard Grossgasteiger

Het thema vermogensongelijkheid staat nu al zo lang op de politieke agenda, dat vrijwel niemand nog de moeite neemt om daar kanttekeningen bij te plaatsen of in perspectief te zien. Zo zit de scheefgroei in dit land vooral bij het feit dat de bovenste 10 procent van de bevolking beschikt over 60 procent van het totale vermogen.

Het probleem is dat de meeste mensen niemand persoonlijk kennen uit die categorie, waardoor het fenomeen abstract blijft en vingerwijzen lastig is. Dus richt de aandacht zich doorgaans vooral op terechte of vermeende ‘oneerlijkheid’ binnen de grote groep daaronder. De verschillen in die middengroep zijn beduidend kleiner en hebben daardoor vaak ook meer te maken met scheve gezichten dan met werkelijke scheefgroei.

Door de krapte op de huizenmarkt wordt vaak met de beschuldigende vinger gewezen naar particuliere beleggers die een of meerdere woningen bezitten om deze te verhuren. Daar kun je van alles van vinden, maar wat vaak over het hoofd wordt gezien is dat de waarde van deze woning(en) in het huidige belastingstelsel bij het vermogen in box 3 wordt opgeteld en als zodanig belast, minus de eventuele hypotheekschuld.

Dat kan omgekeerd tot een heel ander soort scheefgroei leiden, want wie bijvoorbeeld een vakantiewoning koopt en deze na dertig jaar spaarzaam leven eindelijk heeft afgelost, wordt door de fiscus aangeslagen. Zo kan het theoretisch gebeuren dat je ondanks een bescheiden gezinsinkomen het recht op zorgtoeslag verspeelt, omdat de waarde van die vakantiewoning inmiddels boven de 120.000 euro is uitgekomen. In het ongunstigste geval kost die vakantiewoning je op deze wijze indirect 200 euro per maand éxtra.

Ophef over ongelijkheid leidt tevens tot groeiende maatschappelijke verontwaardiging over het feit dat huurinkomsten belastingvrij zijn, wat de mythe versterkt dat rentenieren lonender zou zijn dan betaald werken. Wat echter maar weinig mensen lijken te beseffen is dat bewust voor deze systematiek is gekozen om het belastingstelsel te vereenvoudigen, net zoals tot op de dag van vandaag wordt gerekend met een fictief rendement.

Zou je huurinkomsten individueel willen gaan belasten, dan praat je automatisch over nétto huurinkomsten. Dat betekent dat je bij elke aangifte te maken krijgt met een lijst aan aftrekposten, waaronder kosten van reparaties en onderhoud, diverse belastingen, verzekeringen en ga zo maar door. Dat zou een enorme administratieve verzwaring betekenen voor de belastingdienst, nog los van de eventuele fraudegevoeligheid van een dergelijk systeem.

Verhuur je als particulier de hierbovengenoemde vakantiewoning, dan komen daar ook nog eens de parkkosten bovenop, de energielasten en het om de zoveel jaar vervangen van de inboedel. Kortom, het netto rendement van dergelijke beleggingen zijn minder rooskleurig dan dat het op het eerste gezicht lijkt. Als het dus gaat om vermogensongelijkheid moeten we waken voor simplistische argumentaties en simpele stemmingmakerij.

De auteur is publicist. Voor eerdere columns zie rd.nl/hormann. Reageren? hormann@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer