Verkiezingscampagne in Bagdad achter gesloten deuren
Een week na de officiële start van de verkiezingscampagne in Irak is woensdag in de straten van Bagdad nog niet één wervende leus of poster gesignaleerd. Bommen en terreur verhinderen een openbaar optreden van kandidaten voor de verkiezingen van 30 januari.
In de verkiezingen voor het eerste parlement in het post-Saddam-tijdperk strijden 73 partijen en 25 onafhankelijke kandidaten om 275 zetels. Vertegenwoordigers van kleine partijen en groeperingen voelen zich benadeeld door de media. Afgevaardigden van de overgangsregering, vooral premier Allawi, hebben bijna onbeperkt toegang tot de staatstelevisie. Zij geven het ene interview na het andere.
Wie het zich kan permitteren, heeft een eigen krant. Omdat er geen mediawet is, mag alles worden gepubliceerd wat kan worden gefinancierd. Zo hebben de soennieten, de sjiieten en de Koerden hun eigen spreekbuis. Ongeveer 25 dag- en weekbladen in Bagdad zijn in handen van partijen en personen die een politieke post ambiëren. Kleine democratische bewegingen uit de burgermaatschappij, die zich niet etnisch of religieus onderscheiden en weinig geld hebben, kunnen zich geen mediacampagne veroorloven.
Hoewel de semi-officiële krant Al Sabah uit een eigen enquête concludeert dat de opkomst ruim 70 procent zal zijn, lijken de meeste inwoners van Bagdad zich niet met een nieuw parlement bezig te houden. Zij proberen vooral aan brandstof te komen, voor hun auto’s en kachels. Bij temperaturen rond het vriespunt en dagelijkse aanslagen op oliepijpleidingen en tankwagens, wordt het steeds moeilijker te overleven in de hoofdstad. Dagelijks wordt in Irak slechts de helft van de benodigde stroom geproduceerd. „Democratie is goed voor de geest, maar is niet voldoende om te overleven”, zo vat een verslaggeefster van Al Sabah de stemming onder haar landgenoten samen.