Delani Butink kon door misstanden niet achterhalen wie haar biologische ouders waren. De staat en de destijds betrokken Nederlandse bemiddelingsorganisatie Stichting Kind en Toekomst hebben onrechtmatig gehandeld, ze vertrouwden te veel op de autoriteiten in Sri Lanka en hadden meer moeten doen om problemen te voorkomen. Dat bepaalde het gerechtshof in Den Haag dinsdag.

De vrouw was naar de rechtbank gestapt, maar die wees de klacht in 2020 af. De zaak was verjaard en er was geen reden om een uitzondering te maken voor Butink, vonden de rechters toen. De vrouw ging in hoger beroep en kreeg daarin gelijk. Volgens het hof is verjaring onaanvaardbaar.

Butink werd in 1992 geadopteerd door Nederlandse ouders. Sinds 2009 is ze op zoek naar haar biologische ouders en in 2015 ging ze daarom terug naar haar geboorteland. Daar kwam ze er naar eigen zeggen achter dat haar adoptiepapieren waren vervalst met medeweten van de destijds betrokken Nederlandse bemiddelingsorganisatie. Zo bleek dat het documentnummer op haar geboortepapieren eigenlijk bij een ander kind hoort. Ook zouden haar ouders in eerste instantie een jongen ophalen, maar die was niet meer beschikbaar.

Onzeker

Hierdoor kon zij haar biologische ouders niet opsporen. Ze zegt dat ze nu onzeker is over haar afkomst en ook over de omstandigheden waaronder haar ouders haar hebben afgestaan.

Het hof bepaalt dat de vrouw een schadevergoeding moet krijgen. Wel moet de hoogte daarvan nog worden vastgesteld.

Erkenning

Tegen de NOS vertelt Butink dat de uitspraak van het gerechtshof veel voor haar betekent. „Dit is de erkenning waar ik op uit was”, zegt ze.

In februari vorig jaar velde de commissie-Joustra in een rapport een vernietigend oordeel over de interlandelijke adopties zoals die jarenlang plaatsvonden. Sinds het verschijnen van het rapport zijn de adopties opgeschort. De bedoeling is dat die pas weer worden opgeschort zodra er een overheidsorganisatie in het leven is geroepen die het proces moet begeleiden.