Annan zei dat dinsdag op een persconferentie waarmee hij het jaar 2004 afsloot.

Hoewel Annan zich erop beroept dat hij nog het vertrouwen en de steun van de 191 lidstaten geniet, zei hij dat de kritiek vanuit de Verenigde Staten „niet bevorderlijk” is voor de verstandhouding tussen de VN en hun grootste contribuant. Hij zei te hopen dat het onderzoek van de voormalige Amerikaanse centrale bankier Paul Volcker naar het olie-voor-voedselprogramma de lucht zal helpen opklaren.

„De Verenigde Staten hebben de Verenigde Naties nodig en de Verenigde Naties hebben de Verenigde Staten nodig”, zei Annan. „En wij moeten een manier vinden om samen te werken.”

Annan wilde niet zo ver gaan als zijn zoon Kojo, die vorige week zei dat de aanvallen vanuit de VS onderdeel zijn van „een heksenjacht binnen het kader van een bredere Republikeinse politieke agenda” tegen de VN. Maar de secretaris-generaal zei dat hijzelf en de VN mikpunt zijn van voortdurende aanvallen van „bepaalde kringen.” Hij zei open te staan voor opbouwende kritiek en gaf toe dat er fouten gemaakt kunnen zijn, maar weigerde persoonlijk verantwoordelijkheid te aanvaarden voordat Volcker zijn onderzoek heeft afgerond.

Annan zei dat de aantijgingen voorbijgaan aan „de verlichting” die het olie-voor-voedselprogramma voor miljoenen Irakezen bracht. Volgens dit in december 1996 begonnen programma mocht Irak, ondanks de in 1990 na de bezetting van Koeweit ingestelde sancties, beperkte hoeveelheden olie verkopen, om met de opbrengsten voedsel, medicijnen en hulpgoederen aan te schaffen. Amerikaanse onderzoekers meldden eerder dit jaar dat Saddam Hussein al dan niet met medeweten van VN-functionarissen grote hoeveelheden olie illegaal wist te exporteren en daar miljarden dollars aan overhield.