Steeds minder stikstof in mest, toch een probleem. Hoe zit dat?
Er zit steeds minder stikstof –en ook fosfaat– in de mest van de Nederlandse veestapel. De hoeveelheid zit zelfs ruim onder het door Europa opgelegde maximum. Dat blijkt uit cijfers die statistiekbureau CBS donderdag naar buiten bracht.
Minder stikstof en fosfaat? Hoeveel minder?
Vorig jaar kwam 471 miljoen kilogram stikstof via de mest van koeien, varkens, kippen en andere dieren naar buiten. Dat is 18 miljoen kilo minder dan een jaar eerder en bijna 7 procent minder dan het zogeheten stikstofplafond dat de Europese Unie voor Nederland heeft vastgesteld. Sinds 2017 is de ”stikstofuitscheiding” al met 41 miljoen kilo afgenomen. Dat komt doordat boeren steeds minder koeien, varkens en kippen houden.
De fosfaatuitscheiding daalde vorig jaar met 2,7 miljoen kilo en kwam uit op 148 miljoen kilo. Ook dat is ruim onder het plafond.
Minder stikstof dan Europa eist. Waarom zit het kabinet de boeren dan nu zo op de huid?
De verwarring is begrijpelijk, maar het gaat om twee verschillende zaken. De CBS-cijfers hebben betrekking op alle stikstof die via de mest naar buiten komt. Het grootste deel daarvan blijft in die mest achter. Deze stikstof is, nadat de mest is uitgereden, een belangrijke voedingsstof voor allerlei gewassen die op het land groeien.
Een ander deel wordt via een chemische reactie omgezet in ammoniakgas. Dat kan via de lucht uit de stal ontsnappen. Deze ‘ammoniak-stikstof’ kan op enig moment weer neerslaan op de grond. Vaak is dat op boerenland, dan is er niets aan de hand. Soms gebeurt het op kwetsbare natuur. Dat laatste wil de overheid tegengaan. Nederland is volgens andere Europese afspraken namelijk ook verplicht die natuur te beschermen.
Nog even die plafonds. Waarom zijn die er dan?
Die moeten voorkomen dat boeren te veel mest op hun land uitrijden. Als dat gebeurt, kunnen planten niet alle stikstof en fosfaat meer opnemen. De stoffen komen dan deels in het oppervlakte- en grondwater terecht, wat tot ernstige milieuproblemen kan leiden.