Nieuwe wetgeving roept internetplatforms ter verantwoording
YouTube verwijderde begin dit jaar een video van de Amerikaanse theoloog John F. MacArthur, die stelde dat „er niet zoiets bestaat als transgender.” Volgens het platform een uitspraak die in strijd is met zijn beleid rond haatzaaien. Maar wie bepaalt wat een conservatieve christen online kan zeggen? En wat gaat nieuwe Europese wetgeving betekenen?
Volgens Michael Klos, onderzoeker aan de Universiteit Leiden, is een blik op de geschiedenis nodig om vragen rond aansprakelijkheid voor online inhoud te begrijpen. Nog maar een jaar of dertig geleden stond het internet in de kinderschoenen, vertelt Klos. Het was te vergelijken met een prikbord bij de supermarkt; mensen konden berichtjes plaatsen, anderen konden die berichtjes lezen en erop reageren. Regels waren er nauwelijks.
Prodigy
In 1994 kwam er in de Verenigde Staten een discussie op gang over online aansprakelijkheid. Stratton Oakmont, een effectenhandelaar, startte een smaad- en lasterzaak tegen de serviceprovider Prodigy. Op een van Prodigy’s ‘prikborden’ had een anonieme gebruiker Stratton Oakmont beschuldigd van fraude. De zaak draaide om de vraag wie de verantwoordelijkheid heeft voor berichten van vaak anonieme personen op een online platform. Welke aansprakelijkheid heeft de exploitant van zo’n forum?
In de zaak van Stratton Oakmont tegen Prodigy kreeg de eerste gelijk: de rechter oordeelde dat Prodigy aansprakelijk was voor de inhoud die er geplaatst werd.
In reactie hierop besloot de wetgever in de Verenigde Staten dat het voor internetbedrijven ondoenlijk is om alles wat wordt geplaatst vooraf te screenen. Daarom kunnen ze niet langer aansprakelijk worden gesteld voor uitingen die gedaan worden op deze platformen, tenzij die uitingen onder een van de uitzonderingen, bijvoorbeeld federale strafwetgeving, vallen. „Dan heb je het bijvoorbeeld over online beeldmateriaal van kindermisbruik en schendingen van copyright”, aldus Klos, die in Leiden promotieonderzoek doet rond de vrijheid van meningsuiting op het internet.
Europese Commissie
Waar een platform in de Verenigde Staten nog steeds alleen in het uiterste geval aansprakelijk is voor wat gebruikers plaatsen, is dat in Europa anders. In de Europese Unie kunnen platforms wel aansprakelijk worden gehouden voor wat gebruikers online zetten, maar alleen als ze gewezen zijn op deze illegale inhoud. Daarnaast spoort de Europese Commissie onder dreiging van strengere wetgeving bedrijven aan om bijvoorbeeld ook andere schadelijke –maar nog niet noodzakelijk illegale– informatie aan te pakken, zoals desinformatie.
Veel Nederlanders hebben ten onrechte de indruk dat grote internetbedrijven er zelfstandig voor kiezen om inhoud weg te halen, aldus Klos. Het beeld ontstaat dan dat bijvoorbeeld Meta en Google helemaal zelf bepalen wat gebruikers wel of niet te zien krijgen. Volgens de onderzoeker ligt dit genuanceerder en is vaak de staat betrokken bij het beleid om bepaalde inhoud aan te pakken, hoewel er op veel punten (nog) geen formele wetgeving bestaat.
Klos noemt als voorbeeld de handelswijze van platforms tijdens de coronapandemie, toen veel berichten werden voorzien van een doorverwijzing naar een betrouwbare bron, zoals het RIVM. In een poging om desinformatie tegen te gaan, sommeerde de Europese Commissie techbedrijven tot actie. Klos maakt zich echter zorgen over dit soort inmenging. „Het gaat hier om vaak perfect legale, maar onwenselijke informatie.”
Anderhalvemetermaatregel
De onderzoeker noemt als voorbeeld uitspraken rond corona. „Als iemand zegt: „Ik vind de anderhalvemetermaatregel onzin”, dan is dat een mening. Zegt iemand: „Ik vind de anderhalvemetermaatregel onzinnig”, dan heeft dat weer een andere toon. Zegt iemand: „De anderhalvemetermaatregel werkt niet”, dan kan iemand doelen op het feit dat mensen zich er niet aan houden. Maar iemand kan ook bedoelen: de maatregel heeft geen enkel doel. Er ontstaat dus een probleem, want hoe moet een platformmoderator in een paar minuten zo’n uitspraak kwalificeren?”
Klos ziet een oplossing in het stellen van een duidelijke ondergrens aan alles wat in ieder geval niet mag, die bij wet geregeld is.
Nu de EU-lidstaten recent een akkoord hebben bereikt over de Digital Services Act (DSA), lijken er inderdaad duidelijke regels te komen. De DSA, die consumenten wil beschermen tegen de macht van internetgiganten, bevat een aantal aparte bepalingen voor bedrijven die meer dan 40 miljoen actieve gebruikers hebben in de EU. Dit met de gedachte dat hoe groter het bedrijf is, hoe groter de verantwoordelijkheid. Bedrijven die zich niet houden aan de DSA, kunnen een boete van maximaal 6 procent van hun totale omzet tegemoetzien.
Maar wat verandert er precies onder de DSA? Hoewel de precieze tekst nog niet klaar is, zijn de grote lijnen al wel duidelijk. En opvallend genoeg zeggen verschillende juristen dat er eigenlijk niet heel veel verandert.
Conservatief christelijk geluid
Een belangrijk uitgangspunt, namelijk dat platforms niet actief op zoek hoeven te gaan naar illegale inhoud, blijft volgens mr. dr. Pieter Wolters, universitair hoofddocent aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, ook onder de DSA overeind. De nieuwe wetgeving is in dit opzicht goed nieuws voor de grote platforms.
Volgens Wolters levert de DSA vooral voordelen op voor socialemediagebruikers. Internetbedrijven worden allereerst verplicht om het voor gebruikers makkelijker te maken illegale inhoud te melden.
De DSA is volgens Wolters daarnaast ook goed nieuws voor mensen die een conservatief christelijk geluid willen uitdragen. Een mening die velen tegenwoordig niet welgevallig is en die zo nu en dan, zoals in het geval van MacArthur, gecensureerd lijkt te worden. Gebruikers krijgen bij een schorsing en bij de verwijdering van een individueel bericht het recht om naar het bedrijf te stappen om in beroep te gaan. Iets wat, getuige de ervaring van het LCJ, nu vaak niet lukt (zie kader ”Facebook geeft niet thuis”)
Daarnaast moeten grote socialemediabedrijven onder de nieuwe regelgeving transparant en consistent zijn in wat wel en niet mag. Ze moeten bovendien de regels duidelijk uitschrijven. Momenteel zijn de gebruikersvoorwaarden vaak heel vaag, weet Wolters. Daardoor kon het gebeuren dat Tweede Kamerlid Wybren van Haga eerst geschorst werd van LinkedIn, maar daarna zijn profiel op last van de rechter weer terugkreeg. PVV-leider Geert Wilders overkwam iets soortgelijks toen hij vanwege een tweet die volgens Twitter over de schreef ging een aantal dagen geen toegang meer had tot zijn account. Later kreeg hij, met excuses, zijn profiel weer terug.
De DSA leidt volgens Wolters tot een versterking van de mogelijkheden om te protesteren. Hij verwacht dan ook dat geschorste politici eerder hun account zullen terugkrijgen. Hetzelfde geldt volgens de jurist voor christenen die bijvoorbeeld uitdragen dat ze het huwelijk zien als een verbintenis tussen man en vrouw. Dit omdat de onlineplatforms onder de DSA gedwongen worden om in heldere en uitgewerkte gebruikersvoorwaarden precies duidelijk te maken wat wel en wat niet door de beugel kan.
Kattenfilmpjes
Tegelijkertijd mag een platform nog steeds bepaalde zaken weigeren, legt Wolters uit. Ook onder de DSA. Simpel gezegd mag een hondenforum kattenfilmpjes weigeren, en mag een christelijke website zeggen: Wij willen geen islamitische inhoud. Facebook zou dus in theorie kunnen zeggen: We laten geen pagina’s toe die kritisch zijn over transgenders of homoseksuelen.
Toch zit daar volgens Wolters wel een ‘maar’ aan. Bedrijven als Meta, de moeder van Facebook, zijn namelijk zo groot geworden dat ze meningen die hun niet aanstaan de kop zouden kunnen indrukken.
De Nijmeegse jurist meent dat de DSA wat dat betreft voor conservatieve christenen goed nieuws is. Als namelijk blijkt dat de moderatie ertoe leidt dat traditionele christelijke geluiden online nauwelijks meer worden geuit en hiermee de vrijheid van religie wordt beperkt, zal het platform verplicht zijn om maatregelen te nemen om dit probleem te ondervangen.
Complexe afwegingen
Tegelijkertijd, tekent Wolters aan, snijdt het mes hierbij wel aan twee kanten. Een kritisch geluid mag niet betekenen dat mensen worden gediscrimineerd of bedreigd. Er blijft dus een spanningsveld tussen verschillende grondrechten, namelijk de vrijheid van meningsuiting en religie en het verbod op discriminatie. Al met al gaat het vaak om complexe afwegingen, aldus de jurist.
Daarbij worden er dagelijks meer dan 500 miljoen tweets de wereld ingeslingerd via Twitter en plaatsen mensen wereldwijd elke dag 4,75 miljard posts op Facebook. Een enorme stroom aan berichten dus.
Is er niet het gevaar dat platforms extra veel berichten gaan verwijderen uit angst voor hoge boetes die de Europese Unie zet op het niet naleven van de DSA? Volgens Wolters is juist het tegenovergestelde het geval. „Momenteel kunnen platforms alleen aansprakelijk gehouden worden voor illegale inhoud die gerapporteerd is maar die ze niet verwijderd hebben. Dat is dus een juridische prikkel om alles maar weg te halen. Onder de DSA verandert dat: de oude regel blijft in stand, maar daarnaast krijgen platforms ook de verplichting om eerlijk, transparant en consistent te zijn over wat ze weghalen. Ze kunnen ook een boete krijgen als ze te veel verwijderen of niet goed motiveren waarom ze een bericht niet toelaten.”