BinnenlandHolocausteducatie

„Je wilt dat jongeren wél geraakt zijn, maar niet dat het ze helemaal uit het lood slaat”

Enny de Bruijn
30 April 2025 13:14
Leerlingen uit Genemuiden tijdens een bezoek aan Herinneringscentrum Kamp Westerbork in 2024. beeld Persburo Melissen

Tachtig jaar na de Tweede Wereldoorlog neemt het antisemitisme in Nederland toe. En na elk incident roepen politici om het hardst: We hebben meer Holocausteducatie nodig! Maar hoe werkt dat dan, en helpt het ook echt?

Dit verhaal is ook te beluisteren via onderstaande player.

In Herinneringscentrum Kamp Westerbork staat zomaar een jongen naar zomaar een filmpje te kijken. Op het kleine scherm is een oude man te zien die een verhaal vertelt: „Ik zei: Oom Salomon, ik moet u eens wat vragen. In die barakken staat dat bij een vluchtpoging er tien mensen uit die barak op straftransport gaan. Vindt u nou dat dat een reden is om niet te proberen te vluchten?” De jongen voor het scherm denkt zichtbaar over die vraag na. Dan pakt hij zijn opdrachtenblad en schrijft de naam van de vertellende man op. Bob Levisson, ontvlucht uit het kamp.

Twee andere jongens uit zijn klas zijn samen aan een opdracht bezig. Een van hen leest een stukje tekst voor:

„De nassi’s hebben de leiding…”

„De názi’s!” onderbreekt zijn klasgenoot hem. „De nassi’s! Haha, de nassi’s!”

Ze nemen de tijd om zich samen even vrolijk te maken. Maar ze lachen gedempt.

„Oké, de názi’s hebben de leiding vanaf juli 1942…” leest de eerste jongen verder.

„Kom op”, zegt de andere jongen ongeduldig. „Gewoon overslaan, je hoeft toch alleen de namen op te schrijven.”

Samen schuiven ze op naar de volgende wand met verhalen en foto’s. Ze moeten in de tentoonstellingsruimte vier verschillende soorten mensen vinden, die elk een andere keus maakten. ”Wat deden zij?” staat er bovenaan de opdracht. Daaronder zijn vier vakjes die ingevuld moeten worden. De leerlingen zoeken naar iemand die gevlucht is, iemand die een mislukte vluchtpoging deed, iemand die wél kon vluchten maar niet ging en iemand die nooit heeft kunnen vluchten.

Het lijkt simpel, het zijn maar gewoon feitenvragen die beantwoord moeten worden met vier namen. Maar daaronder ligt natuurlijk een grotere vraag, een vraag die niet uitgesproken wordt maar die iedereen voelt. Of ze de opdracht nu zo snel mogelijk afraffelen of zich serieus in de verhalen verdiepen. Wat zou jij doen, in de omstandigheden waarin deze mensen zich bevonden? Zou je durven vluchten? Ook als je wist dat anderen daarvoor gestraft werden?

„Niemand voorzag hoe groot het zou worden, hoeveel kinderen hier elke dag zouden rondlopen”

Bertien Minco, directeur Herinneringscentrum Kamp Westerbork

In Kamp Westerbork is het altijd druk, in deze periode van het jaar. De ene na de andere schoolklas arriveert. „We hebben hier afgelopen jaar 35.000 scholieren gehad”, vertelt directeur Bertien Minco, „leerlingen van scholen uit de wijde omtrek, maar ook uit de Randstad. En dat terwijl de plek nog niet eens zo lang bestaat, als herinneringscentrum.”

Bertien Minco. beeld Sake Elzinga/Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Na de oorlog werd het kamp eerst gebruikt als interneringskamp voor oorlogsmisdadigers, daarna voor opvang van Indische Nederlanders en voor Molukkers, en daarna, rond 1970, werd het helemaal afgebroken. Dat kwam doordat op het kampterrein de grote radiotelescoop van Westerbork werd ingericht. Drie kilometer in de omtrek geen bebouwing meer.

Minco: „In die jaren was er weinig oog voor erfgoed. Na de oorlog wilden de mensen vooruit, niet omkijken. Een groep nabestaanden, onder wie mijn moeder, heeft zich toen sterk gemaakt voor een herinneringsplek. Toch heeft het nog tot 1983 geduurd voor het centrum werd geopend. Aanvankelijk alleen met het idee: dan hebben die overlevenden ook hun plekje. Niemand voorzag toen nog hoe groot het zou worden, hoeveel kinderen hier elke dag zouden rondlopen om te horen over de geschiedenis van de Holocaust. In dat opzicht is er sprake van vooruitgang. We hebben nu zo veel meer kennis, zo veel meer middelen…”

Toch zijn er ook zorgen over afnemende kennis onder Nederlandse jongeren. Niet minder dan 42 procent van de docenten in het voortgezet onderwijs signaleert –in een recent onderzoek van de Anne Frank Stichting– antisemitisme in de klas. En 14 procent geeft aan dat ze in hun lessen te maken hebben met bagatelliseren of ontkennen van de Holocaust: jongeren die denken dat de Holocaust een mythe is, die lacherig doen over het onderwerp of zich verzetten tegen het verhaal van de docent.

Er zijn volgens dit onderzoek naar verhouding wat vaker problemen op dit gebied op scholen met een relatief groot aandeel leerlingen met een Nederlands-Marokkaanse of Nederlands-Turkse achtergrond. Tegelijk is duidelijk dat het probleem zeker niet alleen aan die ene groep gekoppeld kan worden. Minco: „Het komt onder allerlei groepen in de Nederlandse samenleving voor, dat is duidelijk.”

Drie kilometer lopen

Het maakt sommige leraren behoedzaam, zo blijkt uit onderzoek van het CIDI: een kwart stelt zich voorzichtiger op, 3 procent geeft zelfs aan het onderwerp maar helemaal te laten rusten in de les. De overgrote meerderheid is evenwel extra gemotiveerd om de geschiedenis van de Holocaust wél grondig aan de orde te stellen. Bijvoorbeeld door een bezoek aan Kamp Westerbork.

De radiotelescoop is er de oorzaak van dat het herinneringscentrum een heel eind van het eigenlijke kampterrein vandaan ligt. Dat betekent dat de jongeren naar de plek waar ooit de barakken stonden moeten lopen. Drie kilometer heen, drie kilometer terug – plus nog een rondje over het uitgestrekte kampterrein. Het is deel van de ervaring, en het maakt indruk: dezelfde weg lopen die ook de kampbewoners vaak hebben gelopen.

De schoolklassen bewegen zich in groepen over het terrein, af en toe stilstaand om te luisteren naar een verhaal, af en toe schrijvend in de boekjes met vragen en opdrachten die ze meegekregen hebben. Er wordt niet gegild of geschreeuwd of over het gras gerend. De groep die is aanbeland bij de spoorwagon, een wagon zoals die waarmee de Joden werden weggevoerd, luistert stilletjes naar het verhaal van de gids, terwijl op de achtergrond de namen van omgekomen kampbewoners klinken. „Je sterft voor de eerste keer als je hart ophoudt met kloppen”, zegt de docent, „en voor de tweede keer als je naam niet meer genoemd wordt.”

Treinwagon op het terrein van het voormalige Kamp Westerbork. beeld Getty Images

„Wij werken voor schoolklassen niet met vrijwilligers”, vertelt Minco. „Al onze docenten zijn historisch opgeleid, en ze hebben allemaal een onderwijsbevoegdheid. Om zulke beladen verhalen te vertellen heb je professionele mensen nodig. Kinderen verdienen dat ook. Het verschilt een beetje per groep, hoe ver je gaat in het vertellen van de gruwelijke dingen die hebben plaatsgevonden. Je wilt dat jongeren wél geraakt zijn, dat ze empathie ontwikkelen, maar niet dat het ze helemaal uit het lood slaat: als de wereld zo slecht is, wat moet ik dan? Vandaar dat we ook altijd aandacht besteden aan verhalen van hoop, van inspiratie, van liefde en troost. Hoe mensen elkaar hier in het kamp geholpen hebben bijvoorbeeld.”

„Zo’n bezoekje aan Westerbork is geen tovermiddel, waardoor je ineens genezen bent van foute ideeën”

Bertien Minco, directeur Herinneringscentrum Kamp Westerbork

In politiek en samenleving is Holocausteducatie de laatste jaren veel in het nieuws: de gebeurtenissen in Israël en Gaza hebben het thema extra op de kaart gezet. Denk aan de steeds terugkerende commotie rond de keuzes van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Denk aan de opening van het Nationaal Holocaustmuseum, waarbij de komst van president Herzog zorgde voor antisemitische incidenten. Denk aan de rellen rond pro-Palestijnse groepen en Maccabi-supporters in Amsterdam. Onvermijdelijk is de eerste reactie van de politiek op al deze incidenten: meer Holocausteducatie!

Het idee is dat jongeren door meer kennis van de geschiedenis van Jodenvervolging en -vernietiging meer empathisch vermogen ontwikkelen, waardoor antisemitisme afneemt. En een van de beste manieren om die kennis te laten beklijven is een bezoek aan een authentieke locatie waar de Holocaust heeft plaatsgevonden. „Maar”, benadrukt Minco, „zo’n bezoekje aan Westerbork is geen tovermiddel, waardoor je ineens genezen bent van foute ideeën. We kunnen ons inspannen om alle kinderen te laten zien waar antisemitisme in de geschiedenis toe geleid heeft. Maar we kunnen het niet alléén. Om kinderen op het goede pad te houden zijn vooral ook ouders, familie, buren, scholen en verenigingen nodig. De hele samenleving.”

Gewone mensen

Groep 7 en 8 van de basisschool vormen de jongste groepen die een bezoek brengen aan Kamp Westerbork, verder komen er vooral leerlingen van de middelbare school. Elke klas krijgt de geschiedenis op maat, vertelt Christel Tijenk, hoofd educatie. „Krijgen we hier bijvoorbeeld een schoolklas uit Almelo of uit Alkmaar, dan beginnen we met een verhaal uit Almelo of Alkmaar. We hebben een grote database, daarin zoeken we een familie uit de omgeving van de school, met kinderen van dezelfde leeftijd als de leerlingen. De bedoeling is dat ze de hele dag de geschiedenis van dát gezin volgen.

Je kunt je niets voorstellen bij 100.000 vermoorde mensen. Pas als je de verhalen van een paar mensen hoort, mensen zoals jijzelf, kun je je erin inleven. Daarbij is het belangrijk om al vóór de oorlog te beginnen. Dan zie je dat Joden niet alleen maar slachtoffers zijn, maar heel gewone mensen die klem komen te zitten door maatregel op maatregel. Hoe reageren hun buren, hun vrienden? Wie biedt hulp, en wie denkt: oh, dat is ook gevaarlijk voor mij? Het verhaal eindigt met hun aankomst in Westerbork.

Kamp Auschwitz-Birkenau. beeld Getty Images

Daarna gaan de leerlingen naar de tentoonstellingsruimte om aan de hand van een opdrachtenboekje informatie over het leven in het kamp op te zoeken. En daarna naar het kampterrein, waar het bredere verhaal van Westerbork verteld wordt. Het kamp van de valse hoop, van de onzekerheid, van de treinen die elke keer weer klaarstaan – maar niemand weet wie er deze keer aan de beurt is.”

De rondleiding eindigt voor de leerlingen bij het monument met de 102.000 stenen, waar ze opnieuw stilstaan bij de paar mensen over wie ze die dag gehoord hebben. „We hopen dat ze, de volgende keer dat ze door hun stad fietsen, de tastbare sporen van Joods leven en van de Holocaust zien. Een monument, stolpersteine, overal is wel íéts zichtbaar. En dat ze dan terugdenken aan de geschiedenis die ze hier gehoord hebben.”

Persoonlijke verhalen vertellen is de beste manier om jongeren iets te leren over de Holocaust

De roep om meer Holocausteducatie heeft de afgelopen twee jaar het nodige in gang gezet. In Nijmegen werd een bijzonder hoogleraar Holocausteducatie benoemd. Er kwam een Steunpunt Holocausteducatie voor Leerkrachten in Amsterdam. Extra geld voor het nieuwe Nationaal Holocaustmuseum. Een Strategie Bestrijding Antisemitisme en een Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie, waarvoor jaarlijks een extra bedrag van 1 miljoen euro is vrijgemaakt, te besteden aan beter lesmateriaal, het trainen van docenten en het stimuleren van bezoeken aan herinneringscentra. En het voortbestaan van Herinneringscentrum Kamp Westerbork hangt niet langer aan een zijden draad.

Bij al die nieuwe initiatieven en materialen vallen een paar dingen op. Alle deskundigen lijken het erover eens dat het vertellen van persoonlijke verhalen de beste manier is om jongeren iets te leren over de Holocaust. Maar hier en daar verschillen ze van mening over de uitwerking. Is het goed om het verhaal ook vanuit de daders te vertellen of juist niet? En moet je nu vooral de historische feiten vertellen en je onthouden van toepassingen, of toch ook lijnen naar het heden trekken? En hoe dan? Houd je het bij vragen als ”Wat zou jij doen in die situatie?” Of trek je lijnen naar racisme en discriminatie nu, en betrek je de oorlog in het Midden-Oosten erbij?

Niet politiek maken

In het lesmateriaal dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei voor docenten aanbiedt, staan een aantal tips rond lesgeven over de Holocaust in een gepolariseerde klas: overweeg of je hedendaagse conflicten überhaupt wilt bespreken, heb genoeg kennis, let op je woordkeuze, erken dat er verschillende meningen zijn, wees je bewust van je eigen vooringenomenheid, gebruik gastsprekers en vooral: benadruk gemeenschappelijke waarden en geluiden. Dat gemeenschappelijke zit ’m dan bijvoorbeeld in dingen als: „Terroristen willen de samenleving ondermijnen”, „Onschuldige burgers worden slachtoffer van politieke conflicten”, en „Er zijn veel burgers die het geweld van hun leiders niet steunen en graag in vrede willen leven”.

Bertien Minco heeft er een duidelijke mening over: je moet de geschiedenis van de Holocaust niet politiek maken, niet instrumentaliseren voor je eigen strijd. „Alsof alle internationale conflicten worden veroorzaakt doordat wij niet goed genoeg hebben herdacht. Mensen niet in hokjes stoppen, dat is precies wat je nu van de geschiedenis van de Holocaust kunt leren. Als je de geschiedenis op die manier actueel wilt maken, werkt dat vaak juist polariserend. Hier, in dit herinneringscentrum, willen we niet de hele tijd vergelijkingen met het heden maken, maar gewoon heel goed onderwijs geven over wat er echt gebeurd is. De verbinding met het nu ontstaat dan vanzelf. Je ziet kinderen nadenken: stel dat ik dat kind, die soldaat, die buurvrouw was?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer