Omstreden christelijke kunst heeft duidelijke bijsluiter nodig
Het reliëf van de Jodenzeug mag aan de stadskerk in Wittenberg blijven hangen, oordeelde de Duitse Hoge Raad dinsdag.
Het 700 jaar oude beeldhouwwerk is nogal omstreden: het toont een varken waarvan het achterwerk onderzocht wordt door een rabbijn, terwijl twee andere Joden uit de tepels van het voor hen onreine dier drinken. Middeleeuwse christenen zagen een zwijn soms als symbool van de duivel. Hun boodschap: Joden, die Christus aan het kruis brachten, zijn kinderen van de duivel.
Het is begrijpelijk dat er al sinds de jaren tachtig fel protest klinkt tegen het discriminerende en beledigende reliëf, vooral van Joodse zijde. Het is moeilijk uit te leggen dat dergelijke beelden –ook na de verschrikkingen van de Holocaust, waarbij in de Tweede Wereldoorlog miljoenen Joden zijn omgebracht– nog altijd zichtbaar zijn in de publieke ruimte.
Het reliëf is des te pijnlijker omdat het is aangebracht aan de stadskerk in Wittenberg, de moederkerk van de Reformatie. De zestiende-eeuwse hervormer Maarten Luther moet het beeldhouwwerk talloze keren hebben gezien als hij naar de kerk ging om te preken. Hij verwees ernaar in een van zijn boeken, zonder er afstand van te nemen.
Hoewel buiten kijf staat dat de beeldtaal van de Wittenbergse ”Judensau” verwerpelijk is, oordeelde de rechter toch –in lijn met eerdere uitspraken– dat het reliëf mag blijven. Een belangrijke reden is dat de stadskerk, via een uitleggende plaquette op het trottoir bij de kerk, voldoende „afstand” van de Jodenzeug heeft genomen.
Dat lijkt een wijze uitspraak. Ondanks het feit dat de afbeelding overduidelijk haatdragend en daarmee laakbaar is, gaat de Duitse rechter terecht niet mee in de huidige tendens om af te rekenen met alles waarvoor we ons nu schamen. Wie gaat schrappen in de geschiedenis –hoe pijnlijk of afkeurenswaardig die soms ook is– raakt ook kwijt wat uit die verdwenen hoofdstukken is voortgekomen. Als het heden de maatstaf is, kan de geschiedenis geen recht worden gedaan.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft ook betekenis voor onze omgang met ander omstreden ‘christelijk’ erfgoed, waarover de afgelopen tijd eveneens discussie ontstond. Zoals over de hakenkruisen op kerkklokken en afbeeldingen van Hitler op kerkramen in Duitsland. Of over de slavenhandelaar op een glas-in-loodraam in de kathedraal van Bristol in Engeland en de plaquette ter herinnering aan de moord op de Amerikaanse zendeling Jim Elliot, waarop over „wilde” indianen wordt gesproken.
De afbeeldingen tonen ons de zwarte bladzijden van onze geschiedenis. Maar het simpelweg verwijderen is een te gemakkelijke oplossing. Geschiedenis laat zich niet wegpoetsen. Ze moet worden uitgelegd, zodat we ervan leren: Dit nooit meer. De zichtbaarheid van de afbeeldingen dient als herinnering en waarschuwing. Maar wel met een confronterende bijsluiter, zoals bij pakjes sigaretten.