OpinieToegespitst

Toegespitst: Heer of leer; valse tegenstelling

De leus ”Niet de leer, maar de Heer!” plaatst de leer tegenover het Evangelie. Deze leus impliceert dat de leer de vrijheid van de Geest belemmert, het Evangelie muilkorft en kerkelijke eenheid blokkeert. Maar doorstaat deze stelling de toets van het Nieuwe Testament?

Dr. C. P. de Boer
14 June 2022 19:29
Het Concilie van Nicea. Fresco uit het Sümelaklooster, nabij Trabzon, Turkije. beeld Wikimedia
Het Concilie van Nicea. Fresco uit het Sümelaklooster, nabij Trabzon, Turkije. beeld Wikimedia

De tegenstelling tussen leer en Heer heeft oude papieren. In de loop der eeuwen is de kerk meer dan eens verweten twee of zelfs drie Bijbels te gebruiken: de Schrift, de leer en de traditie. Niet altijd was dit verwijt onterecht. Het gaf zelfs de aanzet tot de Reformatie.

Protestanten verwierpen de legitimiteit van het beroep van Rome op de kerkelijke traditie. Tegen Rome brachten Luther, Calvijn en andere protestanten het sola Scriptura in het geweer. Zij stelden dat in de kerk alleen Gods Woord autoriteit heeft. Geen paus, concilie of kerkelijke traditie mag het Evangelie overheersen.

In hun pennenstrijd tegen Rome publiceerden de reformatoren grote en kleine catechismi en confessies. Deze hausse aan belijdenissen riep onder verschillende aanhangers van de nieuwe leer weerstand op. Zij verweten Luther en anderen gebrek aan radicaliteit. In hun ogen ondermijnden reformatorische belijdenisgeschriften het Sola Scriptura. De hervormers ruilden met hun confessies de paus van Rome in voor een papieren paus.

Gezond

In Paulus’ brieven aan Timotheüs en Titus staat het woord ”de leer” tientallen malen. Soms komt het woord zelfstandig voor, dan weer samen met een ander woord; denk bijvoorbeeld aan de combinatie: de gezonde leer. Een gezonde leer garandeert een bloeiende gemeente. Een ongezonde leer creëert twisten, partijvormingen, dwalingen en een wereldgelijkvormige levenswandel.

De apostel legt de verantwoordelijkheid voor een gezond geestelijk klimaat primair bij de oudsten van de gemeente. Het geestelijk welzijn van een gemeente staat of valt met de ouderling. Om die reden moet Titus in elke stad op Kreta ouderlingen aanstellen die vasthouden aan het getrouwe Woord, dat naar de leer is, opdat zij machtig zijn beide om te vermanen door de gezonde leer en om de tegensprekers te weerleggen (Titus 1:9).

In deze opdracht bezitten de woorden de leer en de gezonde leer dezelfde betekenis. Paulus vereist van een ouderling de vaardigheid om de gezonde leer in verschillende situaties bekwaam te hanteren. Een ouderling moet allereerst door de leer het gehalte van de prediking beoordelen. Een prediking is betrouwbaar wanneer die met de leer overeenstemt, aldus Paulus. Daarnaast moet een oudste in staat zijn om met de leer gemeenteleden te vertroosten. Ten slotte snoert een ambtsdrager met een beroep op de leer de mond van ketters.

Op basis van deze en andere nieuwtestamentische gegevens kunnen drie voorlopige conclusies getrokken worden. Allereerst bezit de nieuwtestamentische gemeente naast de prediking van Gods Woord, de leer. Ten tweede zijn in de nieuwtestamentische gemeente het Evangelie, de prediking en de leer niet los van elkaar verkrijgbaar. Ten derde is de tegenstelling tussen leer of Heer in strijd met het Nieuwe Testament.

Ondertussen rijst de vraag wat de inhoud van deze nieuwtestamentische leer is. Vanaf de negentiende eeuw is naar die inhoud intensief onderzoek gedaan en zijn daarover in de loop der jaren tal van studies verschenen.

Deze publicaties schetsen een rijkgeschakeerd beeld van de nieuwtestamentische gemeenten. In deze gemeenten circuleren leeruitspraken die variëren van de kernachtige uitroep: ”Jezus is Heere!”, tot en met stilistisch gepolijste formuleringen, zoals in 1 Petrus 3:18-22.

In dit Schriftgedeelte beschrijft Petrus met kernachtige bewoordingen Jezus’ vernedering en verhoging. Voor deze passage hebben sinds jaar en dag Bijbelwetenschappers een bovengemiddelde belangstelling vanwege de voorstelling dat Jezus tussen Zijn sterven en opstanding is afgedaald in de hel om daar te preken tegen overledenen uit Noachs dagen (19-21). Deze intrigerende passage heeft een boekenplank vol studies met de meest uiteenlopende verklaringen opgeleverd. Uiteindelijk vinden al die verschillende meningen elkaar in de slotconclusie dat niemand met zekerheid kan vaststellen wat Petrus hier precies bedoelt.

Ook vindt de meerderheid elkaar in de overtuiging dat deze drie verzen een zelfstandig gedeelte vormen binnen een groter geheel. Wanneer dit gedeelte uit het grotere geheel wordt weggehaald, blijft Petrus’ betoogtrant intact. Sterker nog, de zeggingskracht van zijn redenering wordt zelfs versterkt. Petrus belijdt dat Christus heeft geleden, is gestorven, is opgestaan, zit aan Gods rechterhand en alles aan Zich onderworpen heeft. De apostel belijdt dus een vroegchristelijk credo.

Verschuiving

Deze geloofsbelijdenis bezit het patroon van vernedering naar verhoging; een patroon dat de meerderheid van de nieuwtestamentische credo’s kenmerkt. Ook vallen de overeenkomsten op met het zogenoemde tweede deel van de Apostolische Geloofsbelijdenis. Deze geloofsbelijdenis is trinitarisch gestructureerd. Het tweede deel belijdt het geloof in Jezus Christus, Gods eniggeboren Zoon. Deze belijdenis komt als eerste voor in de Didache, een van de oudste vroegchristelijke geschriften (AD 90).

Vanaf de pinksterdagen circuleert de leer van de apostelen in de nieuwtestamentische gemeenten. Deze leer kenmerkt samen met de gebeden, de gemeenschap en het breken van het brood het karakter en de eenheid van de gemeente (Hand 2:42).

De snelle verspreiding van het Evangelie in de eerste eeuwen na Christus houdt gelijke tred met een verder doordenken en ontvouwen van bijvoorbeeld de Triniteit, de christologie, schepping en verlossing en de wederkomst. Door die apostolische leer formeert de kerk een tweede deel naast Israëls heilige geschriften, aanvaardt beide delen als een canon en onderscheidt in de loop van de tweede eeuw deze twee delen in een Oud en Nieuw Testament.

De tegenstelling tussen leer en Heer ontkent de onlosmakelijke band tussen het Evangelie, de leer en prediking in het Nieuwe Testament, de beslissende rol van de leer in de vorming van de nieuwtestamentische canon en de theologische formulering van klassiek christelijke thema’s. De centrale rol van de leer op deze drie terreinen impliceert dat een verschuiving in klassiek christelijke thema’s leidt tot dwalingen, een ketterse prediking, een onzuiver Evangelie en uiteindelijk een on-Bijbels geloof in God.

​De auteur is predikant van de cgk Sliedrecht Beth-El, docent Bijbelse vakken aan het Hersteld Hervormd Seminarium en gastdocent Nieuwe Testament aan het Puritan Reformed Theological Seminary in Grand Rapids (VS).

Meer over
Toegespitst

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer