Buitenland

Ruzie tussen Peking en Tokio gaat van kwaad tot erger

Er groeit een gevaarlijk conflict tussen twee opkomende grootmachten in de wereld: China en Japan. De relatie tussen de twee is nog nooit zo slecht geweest. Een eerste slachtoffer is inmiddels gevallen. De Chinees-Amerikaanse schrijfster Iris Chang pleegde vorige maand zelfmoord omdat ze de Japanse ontkenningen van oorlogsmisdaden niet meer kon verdragen.

20 December 2004 09:42Gewijzigd op 14 November 2020 02:01
<center> Iris Chang </center>
<center> Iris Chang </center>

Een reeks van incidenten en niet-opgeloste meningsverschillen tussen China en Japan deed de relatie de afgelopen maanden tot een dieptepunt zakken. Vorige week donderdag zorgde Japan voor een laatste Chinese ergernis door oud-president Lee Teng-hui van Taiwan (door China beschouwd als een opstandige Chinese provincie) een visum te verstrekken voor een bezoek aan Japan. Het zou gaan om een bezoek in de privé-sfeer, maar uit het verleden weten we dat Peking zich daardoor niet laat sussen. In 1995 zorgde een soortgelijk bezoek van Lee Teng-hui aan de VS voor een fikse crisis in de Amerikaans-Chinese betrekkingen.

Chinese ergernis rees er eerder op 10 december, toen Japan een herziene versie publiceerde van zijn ”Richtlijnen voor het veiligheidsbeleid”. Uit deze nieuwe richtlijn blijkt dat Japan steeds meer afstand neemt van zijn naoorlogse pacifistische opstelling, en zo langzamerhand tegen de grens aanzit van wat de grondwet van 1947 toelaat - in het bijzonder artikel 9, waarin oorlog „voor eeuwig” wordt afgezworen.

Wat de relatie met China vooral onder druk zet is dat in de richtlijn voor het eerst heel concreet die landen genoemd worden die voor Japan een bedreiging kunnen gaan vormen: Noord-Korea en… China. De Chinezen reageerden in ieder geval als door een wesp gestoken toen de inhoud van de richtlijn bekend werd.

Alsof dat allemaal niet genoeg is, ruzieden de twee de afgelopen maanden ook over de aanspraak op enkele eilanden in de Oost-Chinese Zee die voor beide van belang zijn vanwege de aanwezigheid van gas in de bodem. Een ministerstop rond dit thema mislukte eind oktober en toen begin november ook nog eens een Chinese duikboot opdook in de Japanse wateren waren aan Japanse kant de rapen gaar.

Aan Chinese zijde zit de pijn het diepst rond de pertinente weigering van Japan schuld te belijden over de oorlogsmisdaden die het beging tijdens de verovering en bezetting van China in de Tweede Wereldoorlog. Met als een van de grootste dieptepunten de verovering van de Chinese stad Nanking in 1937 en de gruweldaden tegen de bevolking.

Wat Peking vooral dwarszit is dat Japanse premiers extra zout in de wond wrijven door hun bezoeken aan het Yasukuni-heiligdom in Tokio. Volgens het shintogeloof worden in dit monument c.q. heiligdom de zielen ’bewaard’ van de ruim 2 miljoen Japanse oorlogsslachtoffers, en daartoe behoren ook Japans zwaarste oorlogsmisdadigers, de veertien zogenaamde klasse-A-misdadigers.

De Chinese protesten hiertegen lijken intussen een averechts effect te hebben. Vorige week publiceerde de Japanse zender NHK de resultaten van een opiniepeiling waaruit bleek dat 46 procent van de Japanse burgers vindt dat premier Koizumi moet doorgaan met het bezoeken van het Yasukuni-heiligdom. Drieënvijftig procent stelde dat China geen recht heeft om Japan te kapittelen over zoiets als een nationale herdenkingsceremonie. Ze verdenken Peking er -niet ten onrechte- van dat het de Japanse oorlogsmisdaden oprakelt om het nationalisme onder de eigen bevolking aan te wakkeren en dat komt de positie van de Chinese Communistische Partij weer ten goede. En omdat Japan de enige grootmacht in Oost-Azië is die China bij zijn opmars als regionale grootmacht op zijn weg vindt, loont het ook de moeite om het op deze manier zwart te maken. Intussen geven de Japanners met hun ontkenning van oorlogsmisdaden alle reden om hen zwart te maken.

Het Japans-Chinese conflict rond het oorlogsverleden heeft inmiddels zijn eerste slachtoffer geëist. De Chinees-Amerikaanse journalist-schrijver Iris Chang pleegde vorige maand in haar woonplaats in de Amerikaanse staat Californië zelfmoord. Over de reden tasten haar familie en vrienden nog in het duister, maar een sterk vermoeden is er wel. Het Britse tijdschrift The Economist lichtte vorige maand in een in memoriam een tipje van de sluier: ze zou zwaar depressief zijn geraakt vanwege de Japanse gruweldaden in WO II en vooral vanwege de pertinente ontkenning ervan.

Iris Chang (37) was de auteur van het in 1997 uitgekomen boek ”The Rape of Nanking” (De verkrachting van Nanking), waarin de afschuwelijke misdaden worden beschreven van Japanse soldaten tegen de bevolking van de Chinese stad Nanking (nu: Nanjing). In 1937 trokken zo’n 50.000 Japanse soldaten de stad binnen en zouden daar 300.000 burgers op gruwelijke wijze hebben vermoord. Zo’n 80.000 vrouwen en meisjes werden verkracht.

door wat ze tijdens haar onderzoek voor het boek hoorde van overlevenden zwaar depressief en zelfs zo erg dat ze moest worden opgenomen. Nadat het boek in 1997 uitkwam, leek dat even verleden tijd. In de VS werd ze een gevierd schrijfster, vaak gevraagd voor lezingen en interviews. Maar er kwam ook tegenwind. Professionele historici hekelden „de journalist” vanwege de fouten die in haar boek stonden - volgens hen veroorzaakt doordat ze de verhalen die ze in Nanjing had gehoord klakkeloos had geloofd.

Uiteraard lieten ook Japanse oorlogsveteranen zich niet onbetuigd. Ze openden zelfs een website - onder de titel ”Iris Changs grove fouten in ”The Rape of Nanking”. Op zoek naar de waarheid in een zee van oorlogspropaganda”. Op de site zijn analyses van Japanse historici te lezen met daarin de „fouten” en de „bewuste verdraaiingen” van Chang opgesomd.

Volgens The Economist leed Chang zwaar onder de keiharde Japanse ontkenningen. Wat ze met haar boek had willen bereiken was een officieel Japans excuus. Maar ze kreeg ontkenningen, waarbij de Japanners ook nog eens háár boek gebruikten om hun gelijk te halen.

Inmiddels was ze begonnen aan een ander boek, over de marteling van Amerikaanse krijgsgevangenen door Japanse soldaten in de Filipijnen, bekend als ”de dodenmars op Bataan” Ook deze gruweldaden waren haar te veel. Opnieuw raakte ze zwaar depressief en ze moest weer worden opgenomen. Uit dit diepe zwarte gat is ze niet meer levend gekomen.

De zelfmoord van Chang is extra tragisch omdat ze ook plannen had om het dagboek van de Amerikaanse zendelinge Minnie Vautrin uit te geven. Deze vrouw redde tijdens de invasie van Nanking duizenden Chinese burgers uit handen van Japanse soldaten. Toch maakte ze zichzelf na de oorlog het verwijt dat ze te weinig voor de bevolking had gedaan. In 1941 pleegde de vrouw zelfmoord. Heeft Iris Chang in navolging van haar heldin uit Nanking zichzelf hetzelfde verwijt gemaakt? We zullen het waarschijnlijk nooit weten. Belangrijker is de vraag of de Chinees-Japanse tweedracht kan worden geheeld, zodat het bij dit ene slachtoffer kan blijven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer