Bidstond in barre tijden
Het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos. Temidden van die omstandigheden schreef de regering van de Nederlanden in rampjaar 1672 bidstond na bidstond uit. Zaterdag werd er opnieuw één gehouden, in het toen zwaar geteisterde Amerongen.
Redeloos, radeloos, reddeloos. In grote letters staat het op de muren in de expositie die zaterdag in het Amerongse kasteel werd geopend. Het kasteel dat werd herbouwd nadat de Fransen het in brand staken.
Het was me een toestand, toen. Van drie kanten rukte de vijand vast aan. Engeland in het westen. Frankrijk vanuit het zuiden. In het oosten roerden Münster en Keulen de trom.
Amerongen kreeg rijkelijk zijn deel van de ellende. De kerk half verwoest, het kasteel helemaal. Bijna de hele bevolking weggevlucht „als een koppel schapen”, zoals toen werd gezegd. „De mens is voor zijn medemens een wolf”, citeert kasteeldirecteur Sietsma.
Stomen en roken
„In tijden van onmacht en tegenspoed zitten de kerken vol”, zegt historicus Luc Panhuysen. „Altijd, en ook in 1672.” Destijds verordineerde de overheid tien keer een bidstond. Er waren toen zo’n 1500 predikanten. Dus klonken er duizenden preken. Feitelijk was de oorlog in 1713 pas voorbij. In die 41 jaar schreven de Staten-Generaal zeventig bidstonden uit. Dat moeten honderdduizenden preken zijn geweest, zegt Panhuysen. Honderdduizenden; er gaat een zucht door de kerk.
„Populair waren de predikanten die de preekstoel konden laten stomen en roken”, typeert de historicus de oproep tot boete en berouw. „Na het publiek te hebben geranseld, leidden de predikanten hun kudde naar het rijk van vergeving en genade, de troost van Gods barmhartigheid.”
„Donderpreken”, typeert plaatselijke PKN-predikant ds. M. Hofma de ernstvolle woorden die 350 jaar geleden klonken. „Dat is nou net het genre preken waar ik niet zo goed in ben.” Dat neemt niet weg dat ze haar gehoor in de oude Andreaskerk –gerenoveerd na het rampjaar– oproept kritisch naar zichzelf te kijken. „Als een vreemd volk je land binnenvalt en de bevolking op brute wijze onderdrukt, kun je niks met: Iedereen heeft wel een beetje gelijk. Want er geschiedt onrecht. Denk je in dat je in Oekraïne woont en Psalm 35 leest.”
Maar ook voor wie in vrede en welvaart leeft, heeft die psalm volgens de predikant een boodschap. „Hoe zorgvuldig ga je om met wat je mag en kan? Vaak zijn we geheel onbewust uitbuiters geworden, door ons consumeren van goederen waarvan de makers werden onderbetaald of die slecht zijn voor het milieu. Dan staan wíj in Psalm 35 ineens tegenover God.”
Gegeven en genomen
In de ”bededienst” wordt gezongen, Psalm 79:1, 3 en 7 uit Datheens berijming: „Die Heydnen sy in Uw erfdeel ghevallen…” Maar ook: „Komt Nederlanders wie ghy sijt, bekeert u doch, het is nog tyt.”
Er worden brieffragmenten voorgelezen van de kasteelbewoners uit 1672. Margaretha Turnor meldde haar man, Godard Adriaan van Reede, die als diplomaat in het buitenland steun voor de Nederlanden probeerde te verwerven, dat hun kasteel was afgebrand. „Godt de Heere heeft het gegeven ende Hij heeft het wederom genomen, sijnen name blijven eeuwigh verheerlijckt”, schreef haar man terug.
Twee van hun nazaten zijn nu aanwezig in de dienst. Er klinken variaties op Psalm 116 van Anthonie van Noordt. Ds. Hofma leest Psalm 35 in de woorden van nu: „Berecht wie mij berechten, bevecht wie mij bevechten, (…) laat ze stikken in hun eigen ellende.”
Na de slotzegen –„De Levende geve vrede (…) in uw hart en wereldwijd”– is het tijd voor de tweede historische terugblik. De Utrechtse commissaris van de Koning, Oosters, is als oud-dijkgraaf in zijn element als hij de moeizame totstandkoming van de waterlinie schetst. Al werd die linie gebruikt om een vijandelijke overwinning te verijdelen, „1672 blijft een rampjaar.” Oosters’ eigen woning, het Waterschapshuis in Ameide, viel destijds ten prooi aan de Fransen.
De strijd kostte de bevolking ”Goet en bloet.” Het is de titel van de nieuwe tentoonstelling in Kasteel Amerongen. Oosters opent die samen met negenjarige Julian en met Noah, die vanwege zijn zevende verjaardag opeens een applaus en een ”Lang zal hij leven” krijgt.
Oekraïne
Er zijn zeldzame dingen te zien in de expositie, zoals twee zilveren bekers van de keurvorst van Brandenburg die verder nooit tentoon worden gesteld. Schilderijen van veldslagen vullen hele muren. Er hangt een groot schilderij van de Amerongse kasteelvrouwe. Er staat een maquette van haar verbrande slot. Er hangen prenten van andere kastelen die ook werden verwoest: Kronenburg, Jaarsveld, Breukelen, Weert.
Eén van de zalen is helemaal in het geel en blauw gehuld: de kleuren van de Oekraïense vlag. Huidig ‘kasteelheer’ Sietsma had er in zijn welkomswoord in de oude dorpskerk al op gewezen: ook nu is er weer oorlogsgeweld in Europa. „Dat moet ons waakzaam en weerbaar doen zijn.”
Historicus Panhuysen beschreef de bidstonden die het volk rond 1672 in de kerken deden samendrommen. „Men was ervan overtuigd dat God beschikte hoe het zou gaan. Bij een overwinning werd gedankt. Bij een nederlaag was er het besef dat het verdiend was.”