Veel Betuwenaren waren na de bevrijding ”Alles Kwijt”
Er reed een treintje door Tiel. De ”puinexpres”. Voor tal van Betuwenaren lag na de bevrijding hun huis, hun bestaan in puin. Het kan hen nog steeds ontroeren.
Die emoties blijken soms als oudere inwoners van de stad een kijkje komen nemen aan de Santwijckse Poort. Daar mag Flipje en Streekmuseum Tiel een leegstaand winkelpand gebruiken voor een tentoonstelling over de verwoestingen die in de laatste oorlogswinter werden aangericht. De titel is veelzeggend: ”Alles Kwijt.” En in het gastenboek staan niet alleen woorden als „indrukwekkend” en „aangrijpend”, maar ook: „Ik ben van na de oorlog en ik hoop dat dat zo blijft.”
Troosteloze ruïnes troffen de inwoners van Tiel aan. In omliggende dorpen was het weinig beter. De Betuwe was zwaar geteisterd. Het treintje –in 1940 had het dienstgedaan na het bombardement van Rotterdam– voerde de brokstukken af. De wederopbouw ging vele jaren duren.
„Het is een van de vijf verhaallijnen die we voor de komende jaren kiezen”, zegt museumdirecteur Jurriaan de Mol. „Begin februari besloten we deze tijdelijke tentoonstelling te houden. Toen Rusland op 24 februari Oekraïne binnenviel, was het onderwerp weer volop actueel.”
Slag bij Opheusden
Waar strijdende partijen tegenover elkaar staan, wordt de omgeving geruïneerd en is de bevolking de dupe. De Betuwenaren betaalden een hoge prijs voor de mislukking van operatie Market Garden in september 1944, want daardoor werd het rivierengebied een strijdtoneel, waar Duitsers en geallieerden voortdurend op elkaar loerden. In oktober werd hevig gevochten rond Opheusden. Daar sneuvelden 1200 Duitsers, 500 Amerikanen en 300 Britten.
Na de bevrijding van westelijk Brabant namen de geallieerden positie in ten zuiden van de Waal. De bezetter plaatste wachthokjes op de Sint Maartenstoren in Tiel. Toen de bevrijders dat in de gaten kregen, schoten ze de kerk aan flarden.
Explosie
De stad lag soms dag aan dag onder artillerievuur. Een groot aantal burgers kwam om het leven. Op den duur moesten alle inwoners een goed heenkomen zoeken. In de koude januarimaand van 1945 ging een deel van de bevolking naar Friesland.
De Tielenaren zagen hun stad in juni pas terug, want de eerste weken na de Duitse capitulatie was het er nog te onveilig. En veilig was het er ook daarna nog niet: toen aan de Lingedijk een tankmijn ontplofte, kwamen vijf spelende kinderen om het leven. De broer van een van de jongens was deze maand aanwezig bij de opening van de tentoonstelling.
De Betuwe moest puinruimen. Een luchtfoto van Tiel uit 1947 laat veel lege plekken zien, maar toont ook dat de geallieerden alleen op militaire doelen schoten en niet –hoe actueel– lukraak burgerbezittingen verwoestten. Er waren wel twintig fonteinen in de stad, zoveel schade had de waterleiding opgelopen.
Waterpoort
Ondanks gebrek aan geld, materialen en bouwvakkers en ondanks stroperige procedures lukte het een nieuwe start te maken. Een deel van de stadsbevolking woonde tijdelijk in noodwoningen, en dat ”tijdelijk” kon best lang duren. Het stratenplan bleef intact; alleen werd de Damstraat dwars door het verwoeste gebied aangelegd om de binnenstad te ontsluiten. Er kwamen nieuwe gebouwen, eerst fraai gedetailleerd in de stijl van de Delftse School, later voorbeelden van de blokkendoosarchitectuur van de jaren zestig.
Kroon op de wederopbouw was de herbouw van de Waterpoort in 1979. Daar is nu het Flipje en Streekmuseum gevestigd dat de herinneringen aan de aangrijpende oorlogsperiode levend wil houden.
De tentoonstelling ”Alles Kwijt” is tot 31 juli gratis te bezichtigen in Santwijckse Poort 7 in Tiel, tussen 12.00 en 17.00 uur. ’s Maandags gesloten. In de winkelruimte is ook de expositie Routes of Liberation opgesteld.