Dagboek Réveilman Willem de Clercq digitaal doorzoekbaar
Het dagboek van Réveilman Willem de Clercq (1795-1844), dat ongeveer 30.000 pagina’s telt, is nu voor iedereen toegankelijk. Het staat online en is eenvoudig doorzoekbaar.
De presentatie vond vrijdagmiddag plaats in de doopsgezinde kerk aan de Singel in Amsterdam en trok meer dan honderd belangstellenden. Ze was georganiseerd door het Huygens Instituut en het NL-Lab van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Stichting Réveil Archief, eigenaar van het dagboek.
Bijzondere gast die middag was prof. dr. M. H. Schenkeveld, geboren in 1928. Zij geldt als een kenner van het dagboek van De Clercq. Lopen was moeilijk voor haar, maar haar geest was helder. Geïnterviewd door NRC-journaliste Jannetje Koelewijn vertelde ze over haar eerste contacten met Maria Elisabeth Kluit, nazaat van Willem de Clercq. Samen met haar begon ze in de jaren 60 met het overtypen van het handschrift. „Na een poosje zijn we gestopt. Het was geen doen.”
Na haar pensionering ging ze weer met het dagboek aan de slag. Vanaf 2009 konden de bladen gedigitaliseerd en getranscribeerd worden. „Vele vrijwilligers hebben meegewerkt. Het werk stokte soms als het geld op was.” Over De Clercq zei ze dat de algemene mening is dat hij geestelijk vermalen werd tussen Kohlbrugge („die streng was in de leer en die vond dat je niets kon uit jezelf”) en Isaäc da Costa. Zij vindt dat De Clercq daarmee geen recht wordt gedaan. Ze citeerde een uitspraak van hem en concludeerde: „In wezen was hij minder veranderlijk dan men dacht. Hij was standvastig. Alles was doortrokken met godsdienstige gevoelens.”
Prof. dr. Fred van Lieburg, voorzitter van de Stichting Réveil Archief, vertelde dat De Clercq kerkelijk opgroeide in de doopsgezinde Singelkerk, maar later overging tot de Waalse kerk, de Franstalige hervormde gemeente. „Hij ontwikkelde zich als vooraanstaand zakenman die tegelijk een grote neiging tot wereldmijding en zelfonderzoek vertoonde. Het opschrijven van dagelijkse bespiegelingen, gesprekken en ontmoetingen was voor hem een vorm van geestelijk leven.”
Volgens Van Lieburg was De Clercq „een nogal afhankelijk en onzeker type die alles wat zijn vrienden tegen hem en tegen elkaar zeiden binnenste buiten keerde. Dat had invloed op zijn relaties. Dan ging hij weer mee met Da Costa en dan weer met Kohlbrugge, bijvoorbeeld in zijn twijfel over vaccinatie van zijn kinderen.”
De Clercq was hij niet alleen een gerespecteerd zakenman, maar ook dichter en gewaardeerd literatuurhistoricus. Over dat laatste sprak prof. dr. Ton van Kalmthout, bijzonder hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Leiden. Nadat hij op literatuurgebied naam gemaakt had, zocht hij het echter in een andere richting. „Hoe ijdel is deze letterkundige wereld”, schreef De Clercq. „Ze brengt ons niet nader tot God.” Prof. Van Kalmthout: „Hij groeide toe naar het bevindelijke geloofsleven. Daardoor kwam de literatuur verder van hem af te staan. Ten slotte is de literatuur hem vreemd geworden.”
Drs. Daan de Clercq vertelde over het rijke milieu waarin zijn voorvader verkeerde en over zijn kerkelijke overgang. Hij toonde aan dat het gemakkelijk is om dat nu te onderzoeken. In het gedigitaliseerde bestand van het dagboek zocht hij op het woord „menist”, dat ”doopsgezind” betekent. Aan de hand van een aantal passages werd duidelijk dat Willem de Clercq langzaam vervreemdde van het doopsgezinde milieu waarin hij opgroeide. Hij schreef: „Er is door Hogerhand een steen des aanstoots gelegd.”
>
resources.huygens.knaw.nl/dagboekdeclercq