Hooggerechtshof VS onder vuur
Is de onafhankelijkheid van het hoogste Amerikaanse rechtscollege in het geding? „Rechters mogen niet zwichten voor mensen die het moeilijk vinden te leven met beslissingen waarmee ze het oneens zijn”, stelt opperrechter Clarence Thomas.
Het Amerikaanse hooggerechtshof ligt onder vuur. Weliswaar is dat niet de eerste keer in zijn geschiedenis, maar het spervuur is nu „hevig en gericht”, aldus Thomas. De aanvallen komen vooral van de zijde van progressief Amerika. Dat is na het uitlekken van een conceptvonnis zeer bezorgd dat het abortusbesluit van 1973 wordt teruggedraaid. Dat bepaalde dat er in heel de Verenigde Staten een recht op abortus bestaat.
Critici verwijten het hoogste rechtscollege „ondemocratisch handelen dankzij het overwicht van conservatieve krachten.” Volgens haar is het hooggerechtshof „in oorlog is met de democratie.”
Daarmee is de onafhankelijkheid van het hof in het geding. Vooral opperrechter John Roberts, de voorzitter van het college, maakt zich daar zorgen om. Jarenlang heeft hij ervoor gewaakt dat zijn rechtbank een speelbal zou worden op het sterk gepolariseerde krachtenveld. Als gematigde conservatief stemde hij om die reden de laatste jaren soms met de liberalen mee. Zo wilde hij voorkomen dat het hof uitspraken deed die slechts een beperkt deel van de samenleving tevreden zouden stellen.
Verantwoordelijkheid
Het federale hooggerechtshof is het hoogste rechtscollege in de VS. In de Amerikaanse grondwet worden drie gescheiden en onderscheiden machten genoemd: de wetgevende (het Congres), de uitvoerende (de president) en de rechterlijke. Bij die laatste noemt de grondwet het hooggerechtshof expliciet. Deze drie hebben elk een eigen verantwoordelijkheid. Ze controleren elkaar en houden elkaar in evenwicht. Dit systeem staat bekend als ”checks and balances.”
Al meer dan twee eeuwen kenmerkt het imago van het hooggerechtshof zich door onkreukbaarheid en onaantastbaarheid. Anders dan de ambtsdragers bij de twee andere machten, worden de rechters voor het leven benoemd. Zij worden geacht boven de partijen te staan en zich niet te laten leiden door de politieke waan van de dag.
Het besluitvormingsproces bij dit hof volstrekt zich achter gesloten deuren. En dankzij het recht van het hof om wetten te toetsen aan de grondwet, is het beeld dat in heikele kwesties het hooggerechtshof uiteindelijk het laatste woord heeft.
Vertrouwen
Jarenlang had het hof bij de bevolking groot vertrouwen. Dat is de laatste decennia fors afgenomen. Uit cijfers van onderzoeksinstituut Gallup blijkt dat in 2001 62 procent van de Amerikanen het gezag van het hoogste rechtscollege in hun land positief waardeerde. Dat ligt nu onder de 40 procent. Mitch McConnell, de fractieleider van de Republikeinen in de Senaat, noemt deze daling „zeer zorgwekkend en gevaarlijk.”
Het afbrokkelende vertrouwen in het hooggerechtshof valt te illustreren met de toegenomen polarisatie rond benoemingsprocedures. De kandidaten die de president voordraagt, moeten worden goedgekeurd door de Senaat. Steeds vaker wordt daar gestemd langs partijlijnen. Dat was in het verleden vaak anders. Zo kreeg de gematigd conservatieve opperrechter Antonin Scalia in 1986 de steun van 99 van de 100 senatoren en de eveneens gematigd conservatieve Anthony Kennedy kreeg 97 senatoren achter zich. Drie onthielden zich toen van stemming.
De als uitgesproken progressief bekendstaande Ruth Bader Ginsburg werd in 1996 gesteund door 96 senatoren. Twee jaar eerder waren 87 senatoren voor de benoeming van Stephen G. Breyer, de operrechter die bekend staat als gematigd progressief en die binnenkort met pensioen gaat.
Kritiek heftiger
Dat is de laatste tien jaar duidelijk anders geworden. De laatste drie opperrechters kwamen met hun hakken over de sloot. In 2017 kreeg Neil Gorsuch 54 senatoren achter zich. Een jaar later steunden 50 van de 98 aanwezige senatoren Brett Kavanaugh. Ook bij de benoeming van Amy Coney Barrett in 2020 lagen de stemverhoudingen zo.
Progressieve Amerikanen namen het president Donald Trump destijds kwalijk dat hij „uitgesproken conservatieve opperrechters” voordroeg. Die kritiek werd nog heftiger toen hij nauwelijks twee maanden voor de presidentverkiezingen van 2020 Amy Coney Barrett voordroeg in de vacature die was ontstaan door het overlijden van Ruth Bader Ginsburg.
Daarbij zat het de Democraten dwars dat de Republikeinse meerderheid in de Senaat in 2016 de voordracht door Barack Obama van Merrick Garland had geblokkeerd. Het argument was toen dat een vertrekkende president geen voordracht kon doen in het jaar dat hij afscheid neemt. Recent heeft een commentator van CNN gesteld dat dit verwijt erg zwak is. „Als de Democraten destijds een meerderheid in de Senaat hadden gehad, zou de benoeming van Garland een feit zijn geweest.”
„De discussies rond de laatste vier benoemingen heeft geknaagd aan het gezag van het hooggerechtshof”, zegt Richard Hasen, jurist en politicoloog aan de University of California. „Daarmee is het hof het nieuwe slagveld geworden in de strijd om de Amerikaanse democratie. Terwijl het hof juist boven de partijen moet staan, is het nu onderdeel van het gevecht van de extreem gepolariseerde krachten.”
Schadelijk
De recent affaire rond het uitgelekte conceptvonnis, dat mogelijk leidt tot het schrappen van het wettelijk recht op abortus, wordt algemeen gezien als bijzonder schadelijk voor het gezag van het hooggerechtshof. Voorzitter Roberts noemt het lekken „verraad en een unieke, flagrante schending van het vertrouwen in het Hof.”
Als de aanstichter van het kwaad uit was op tumult, is hij daarin geslaagd. Progressieven zijn gemobiliseerd. Maar het is zeer de vraag of hun protest het gewenste effect zal hebben. Als er al conservatieve opperrechters zouden aarzelen, dan kunnen zij het nu niet maken de meer progressieve kant te kiezen. Dat zou hun persoonlijk gezag ondergraven.
Bovendien: als er een of twee conservatieve opperrechters nu tot een ander besluit komen, dan zou dat stimuleren om bij volgende heikele kwestie opnieuw te lekken. Dat willen de opperrechters zeker niet. Het gevolg van het lekken is wel dat het onderling wantrouwen tussen de opperrechters wordt gevoed. Wie had belang bij het lekken?
De polarisatie in de Amerikaanse samenleving draagt eraan bij dat de rechters meer partijdige standpunten in te nemen. „Hun politieke overtuiging kan hun juridische afweging gaan overschaduwen”, zegt Richard. „Zij bereiken elkaar dan niet meer met argumenten; er ontstaan karikaturen en de wederzijdse vooringenomenheid groeit.”
Dat beïnvloedt ook de onderlinge verhoudingen. In het verleden kon de conservatieve opperrechter Scalia samen met zijn progressieve collega Bader Ginsburg naar een concert gaan. „Dat is nu zo goed als uitgesloten”, meent Hasen.
De Wall Street Journal waarschuwde deze week nog voor een andere bedreiging van het gezag van het hooggerechtshof. In een commentaar hekelde de krant de aanvallen op het hof door politici. Daarbij wees de commentator erop dat de huidige meerderheidsleider van de Senaat, Chuck Schumer, in 2020 zelf het slechte voorbeeld gaf. Tijdens een demonstratie bij het gebouw van het hooggerechtshof waarschuwde hij de opperrechters Gorsuch en Kavanaugh dat zij storm zouden oogsten als zij doorgingen met hun „vreselijke beslissingen.”
Het geval staat niet op zichzelf. Ook Nancy Pelosi, de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden, was deze week fel in haar kritiek op de conservatieve opperrechters. Een woordvoerder van de Democratische Partij sprake van de „tirannie van aartsconservatieve opperrechters.”
De Wall Street Journal vindt het ook opmerkelijk dat president Joe Biden begin deze week geen afstand nam van dergelijke kritiek op de hoogste rechtbank. „Wat is er gebeurd met de bezorgdheid van president Biden over het afnemend vertrouwen van het publiek in overheidsinstellingen?”
Zwarte leerlingen
De situatie is kritiek, maar niet uniek. Er zijn vaker momenten geweest dat het hooggerechtshof dwars tegen de heersende opinie van publiek en politiek inging. Meest bekende voorbeeld is een besluit uit 1954, toen de opperrechters een einde maakten aan het wettelijk recht dat openbare scholen zwarte leerlingen mochten weigeren.
Gouverneur Orval Faubus van Arkansas probeerde toen de komst van Afro-Amerikaasne kinderen op een openbare school te verhinderen door de Nationale Garde in te zetten. President Eisenhower stuurde het leger erop af om de zwarte leerlingen toegang te verschaffen tot de school in Little Rock. Ook toen was de populariteit van het hoogste rechtscollege tot een dieptepunt gedaald. Nadien herstelde het vertrouwen zich.
Dat kan ook nu weer gebeuren. „Voor de stabiliteit van de democratie is dat belangrijk”, zegt Hasen. Daarbij helpt het volgens hem niet dat progressieven het aantal rechters met zes willen uitbreiden. „Daarmee herstel je vertrouwen niet. Dan breek je alleen maar het huidige overwicht van de conservatieven.”
Bovendien is een dergelijke uitbreiding al eerder als optie op tafel geweest. In 1937 wilde president Franklin D. Rooselvelt dat ook omdat hij teveel weerstand kreeg bij zijn economische politiek. Uiteindelijk heeft hij ervan afgezien.
De sleutel ligt volgens Hasen bij de opperrechters zelf. „Belangrijk is dat ze de gelederen sluiten; voorkomen dat er ooit nog iets uitlekt en inderdaad de moed hebben om op grond van zuiver juridische afwegingen besluiten te nemen. Dat is hun taak. Zij moeten als juristen en niet als actievoerders wetten en besluiten beoordelen.”