Meditatie: Eerste lijdensaankondiging
Geliefde lezer(es), we lezen hier de eerste aankondiging van het lijden van Christus. Hoewel Zijn hele leven een aaneenschakeling van lijden is geweest, zo toch wel het meest in het laatst van Zijn leven.
Wat is Hij altijd trouw met Zijn hoorders omgegaan. Hoewel zij niet altijd even vriendelijk waren. Ja, zelfs op het laatst in bittere vijandschap verkeerd en gezocht Hem te doden. Wanneer de mens op zijn zonden wordt gewezen, dan heeft hij God om Zijn genade te bidden. Of de mens stemt het toe in een historiële kennis en wetenschap. Of het brengt de mens in een lijdelijke toestemming, zo van: Het is waar, maar wat kan ik eraan doen? Bij de oversten der Joden viel het in vijandschap en werd Jezus vogelvrij verklaard. Er is een volk dat eronder leert bukken en God hun Rechter om genade leert smeken.
De Heere was ook scherp wanneer zij, Hem verzoekende, om een teken uit de hemel vroegen. Hij zei: „Gij geveinsden, het aanschijn des hemels weet gij wel te onderscheiden, en kunt gij de tekenen der tijden niet onderscheiden? Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken, en hun zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona, den profeet.”
Belijdenis
Daarop ondervraagt de Heere Zijn discipelen: „Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?” Waarop Simon Petrus antwoordt: „Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.” Een schone belijdenis van Petrus. Kunt u het nazeggen, geliefden, met mond én hart? Petrus sprak uit aller naam, omdat Christus het hun allen gevraagd had. Ook in Judas’ naam; ook hij beleed het met zijn mond; maar niet met zijn hart… Het komt op de toepassing van de zaligheid aan. Die ligt niet in Judas, maar ook niet in Petrus. Dat komt spoedig openbaar. Christus heeft de pers alleen getreden en er was geen mensenkind bij Hem. Hij is de Zoon des mensen en de Zoon van God. Hij zal in één offerande in eeuwigheid volmaken degenen die geheiligd worden. „Brandofferen, noch offer voor de schuld, voldeden aan Gods eis, noch eer.” Er kan en hoeft van de mens geen nagelschrap meer bij. Daar ligt de haper waar het oprechte volk van God aan wordt ontdekt.
Wederpartij
Dat moest ook Petrus leren. Hij begon zelfs zijn Meester te bestraffen! Zeggende: „Heere, zijt U genadig; dit zal U geenszins geschieden.” Wat een geduld heeft de enige Hogepriester met Zijn Kerk. Wat een wonder dat Christus niet tot Petrus zei: Ga weg van Mij, satanas! Maar een liefdevolle terechtwijzing: „Ga weg achter Mij, satanas, gij zijt Mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen die Gods zijn, maar die der mensen zijn.” De duivel is een wederpartij, maar hier ook aan Petrus gegeven, omdat hij Christus uit verkeerde liefde in het uitvoeren van Zijn ambt zocht hinderlijk te zijn. We staan de Heere alleen maar in de weg wat het werk en de toepassing van het heil betreft. Het is eigenliefde en we zoeken met behoud van onszelf de zaligheid. Maar Christus zegt, en God almachtig geve het ons te verstaan: „Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelve, en neme zijn kruis op en volge Mij.”