Alles doen om het huilen van de baby te stoppen
Uren achter elkaar huilen. Met soms een tussenpoos van tien minuten. „Zelfs al huilde hij niet, dan hoorde ik hem nog”, vertelt Lennie (31), van wie twee kinderen een huilbaby waren. Ook Annalies van den Brink (28) kan daarover meepraten. „Norah had duidelijk veel pijn en niets hielp. Ik voelde me vreselijk machteloos!”
In mei 2020 kwam baby Norah na een voorspoedige bevalling ter wereld. „De kraamweek was heerlijk, maar na anderhalve week werd ze onrustiger. Darmkrampjes, zo dachten we. Ook zat ze onder de uitslag en slikte ze erg vaak na de voedingen”, vertelt Annalies. „Ze huilde steeds meer. Vanaf drie weken huilde ze negen à tien uur per dag. Dat vond ik vreselijk. Ik zag duidelijk dat ze veel pijn had en wilde haar graag helpen. Maar niets hielp. Dat gaf een ontzettend machteloos gevoel. Hele dagen droeg ik haar.”
Een herkenbaar verhaal voor Lennie, van wie twee kinderen een huilbaby waren. „Onze oudste was na de geboorte meteen een en al onrust. Hij was erg alert. Ik kon hem niet aanleggen”, vertelt Lennie. „Vanaf dag drie begon het huilen, beter gezegd: schreeuwen. Als ik de fles gaf, was hij even stil. Maar daarna spuugde hij de voeding vaak uit. Ook ’s nachts ging het huilen door. Een vreselijk geluid. Het stopte niet meer in mijn hoofd, zelfs al was hij toch eventjes stil. Ik vond het heel heftig en kon erom huilen”, zegt ze geëmotioneerd. „Het verscheurt je! We probeerden van alles. Inbakeren, andere voeding, het bedje omhoog en verschillende spenen op de fles. Maar niets hielp.”
Ook Annalies en haar man Arjen probeerden van alles om het huilen te stoppen. „Infacol tegen darmkrampjes, zalfjes tegen de uitslag en maagzuurremmers. Verder lette ik op mijn voeding en ging ik met Norah naar de osteopaat. Niets hielp en ik vond het steeds moeilijker worden om haar zo’n pijn te zien lijden. Ik stond met m’n rug tegen de muur, want ik kon haar niet helpen. Ik ben dankbaar dat ik nooit het gevoel kreeg haar iets aan te willen doen, zoals je wel eens hoort.”
Als Lennie hoorde over ouders die hun kind iets aan willen doen, dacht ze altijd dat haar dat nooit zou overkomen. Daar moest ze van terugkomen. „Soms ging het door me heen: „Kind, als je nu niet ophoudt, gooi ik je uit het raam! Daarna riep ik mezelf tot de orde.” Huilend vertelt ze verder. „Helaas gebeurde het eens dat ik een kussen pakte en dat een paar seconden op zijn gezichtje legde. Gelukkig kwam ik toen bij m’n positieven. Dit mocht niet en ik wilde het ook niet. De Heere hield me vast. Ik ben niet beter dan anderen.” Op een gegeven moment werd het Annalies te veel. „Ik ging naar de huisarts bij wie ik al vaker geweest was. Hij belde de kinderarts, bij wie ik op z’n vroegst over twee weken terechtkon. Ik viel bijna achterover van verbazing en vertelde dat ik niet naar huis ging, omdat ik het gehuil niet meer trok. Toen kon ik meteen terecht. Norah bleek een virale infectie te hebben, waarvoor ze opgenomen moest worden. Maar dat ging niet, want de kinderafdeling was vol. Ook was haar maagzuurgehalte veel te hoog, waardoor er wondjes in haar slokdarm zaten. Daarvoor kregen we een zware maagzuurbeschermer mee. Ze huilde weer de hele avond en we moesten naar de spoedeisende hulp komen. Om een blaasontsteking uit te sluiten, werd ze gekatheteriseerd. Dat mislukte. Norah schreeuwde het hele ziekenhuis bij elkaar. Het gaat door merg en been als je baby van vier weken daar zo ligt. We kregen weer een zalfje mee. Niets hielp. Na al dit aanmodderen belde mijn man de kinderarts. We konden zo niet verder. Toen Norah zes weken oud was, werd ze opgenomen.”
Na acht weken tobben werd ook Lennies oudste in het ziekenhuis opgenomen. „We hoopten en verwachtten dat daar uit onderzoek iets zou komen. De verpleegkundigen observeerden vooral z’n huilgedrag, maar echt onderzoek kwam er niet. Ik vermoed dat de opname er vooral op gericht was om ons te ontlasten. We kregen wel tips”, vertelt Lennie. „Zo leerden we onze baby inbakeren. Dat maakte hem lichamelijk rustiger, maar het huilen stopte niet. Dikwijls liep hij blauw aan. Dat ging zes lange maanden door. Later werd koemelkallergie en heftige reflux geconstateerd, maar de toegediende middelen stopten het huilen niet.”
„Ondertussen draaide alles om hem. Mijn man en ik kwamen niet meer aan elkaar toe. Gewone gesprekken voeren lukte niet eens. We liepen continu op onze tenen. Probeer dan nog maar een lieve moeder of vrouw te zijn. Daarnaast kwamen we bijna niet meer buitenshuis. Rust, reinheid en regelmaat leken een beetje effect op onze baby te hebben. Als we toch op stap gingen, ondervonden we daar drie of vier dagen lang de negatieve gevolgen van. Ons leven werd heel beperkt.”
Ook Annalies was aan huis gebonden. „In het ziekenhuis kreeg Norah slaaptraining en thuis moesten we dat ritme vasthouden. Dat vond ik best beklemmend, want ik ga graag de hort op”, glimlacht ze. „Door het huilen en de pijn was Norah overprikkeld, waardoor ze steeds slechter sliep. We liepen rondjes met haar om haar te troosten. Daardoor wilde ze niet meer in haar bed slapen. Het lukte ons niet om die cirkel te doorbreken. In het ziekenhuis begeleidden ze ons daarin. We bouwden de slaapassociaties van wiegen, lopen en zingen af en gaven haar een speen en een knuffelkonijn, bakerden haar in, legden een hand op haar hoofd en buik, en zeiden „ssshhh.”” Dat hielp.
Tot ze negen maanden oud was, huilde Norah veel. „Er werd ontdekt dat ze koemelkeiwitallergie heeft. We stapten over op andere voeding, Neocate, en gebruikten een Dr. Brown’s fles, met een ventielsysteem”, vertelt Annalies. „Dat gaf in combinatie met de medicijnen de meeste verlichting. Vanaf vijf maanden huilde ze niet meer elke dag. Vaak had ze drie huildagen en dan weer twee betere dagen. Maar na negen maanden was het gelukkig helemaal over! Dat was voor ons gebedsverhoring. Ze veranderde in een vrolijke, relaxte baby.”
Lennie herkent dat. „Bij onze oudste ging het na zes maanden vanzelf over. Zo veel als hij eerst huilde, zo veel lachte hij later. Het werd een vrolijk jongetje.” Lennie vond het heftig om te merken dat hun tweede kindje na een paar fijne weken ook veel ging huilen. „We legden de baby’s nachts vaak beneden in een campingbed. Dat gaf me heel veel verdriet, maar ik kon niet anders. Ik deed het uit zelfbescherming. Bij onze tweede duurde het huilen vier maanden.”
„Ik merk dat de herinneringen aan deze zware periodes sterk zijn. Als ik een moeder met een huilend kindje zie, doet me dat soms heel veel. Ik kan het er benauwd van krijgen. Ook vind ik het moeilijk als mijn eigen kinderen huilen. Er komt dan een bepaalde stress naar boven. Huilen blijft me triggeren.”
Toen Norah stopte met huilen, kwam voor Annalies de klap. „Maandenlang leefde ik op adrenaline. Nu kwam alle vermoeidheid eruit. Ik zag overal leeuwen en beren en was angstig. Ik moest goed uitrusten en alles een plekje geven. Inmiddels gaat het gelukkig goed en geniet ik erg van onze kinderen. De huilperiode is echt verleden tijd, al voel ik altijd nog een knoop in m’n maag als ik foto’s uit die periode zie. Het maakt me er extra van bewust hoe vrolijk ze nu is.”
:::kader 2: