Vaders en moeders van huilbaby’s zijn relatief vaak gestrest, angstig en depressief. Bovendien is de band met hun telg minder. Dat blijkt uit onderzoek waarop kinderarts Ineke de Kruijff deze donderdag aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde.
„Het idee voor het onderzoek is tien jaar geleden geboren”, vertelt De Kruijff, die al twintig jaar kinderarts is aan het St. Antonius Ziekenhuis.
Destijds deed zij de ‘consultatiebureaucontroles’ van baby’s die samen met hun moeder waren opgenomen op de psychiatrische moeder-baby-unit in Woerden. Op deze afdeling worden moeders met ernstige psychische klachten, zoals depressiviteit of psychoses, samen met hun kind opgevangen.
„Mij viel op dat ik veel moeders al kende, omdat ik hen eerder had gezien toen hun kind als huilbaby moest worden opgenomen op de kinderafdeling. Ik vermoedde daarom dat huilgedrag van de baby in verband kon staan met problemen van de moeder. Mijn onderzoek bevestigt dat.”
Voor haar onderzoek benaderde De Kruijff een kleine honderd ouderparen van baby’s met normaal en overmatig huilgedrag. De ouders vulden vragenlijsten in over hun gevoelens van depressie, angst en stress en de ervaren binding met hun kind. Bovendien nam de promovenda van alle ouders en baby’s een haarlok af voor het bepalen van de concentratie van het stresshormoon cortisol.
Wat blijkt? Vaders en moeders van huilbaby’s ervaren opvallend vaak negatieve gevoelens en een verminderde binding bij de zorg voor hun kind. De ervaren stress en de verminderde binding van de vader wordt sterk beïnvloed door deze gevoelens van de moeder. Daarnaast is de concentratie cortisol bij ouders van huilbaby’s verrassend genoeg láger dan bij ouders van kinderen die niet zo veel huilen. Huilbaby’s blijken evenveel cortisol in het haar te hebben als niet-huilbaby’s.
Overmatig huilgedrag veroorzaakt een scala aan psychische problemen bij de ouders. Hoe zorgelijk is dat?
De Kruijff: „Ik vind dat wel zorgelijk. Overmatig huilgedrag, dat bij 5 tot 10 procent van de pasgeborenen voorkomt, is iets wat een jong gezin flink kan ontregelen. Het is aannemelijk dat contacten met vrienden verslechteren, omdat je een huilbaby niet snel mee op bezoek neemt. Moeders én vaders melden zich vermoedelijk vaker ziek bij hun werk, omdat ze oververmoeid zijn en zich niet kunnen concentreren. Bovendien kunnen ze nogal eens geen opvang vinden voor hun kind. Daarnaast weten we uit meerdere studies dat huilgedrag van het kind het risico verhoogt op een postnatale depressie bij de moeder. Nu blijkt dat ook te gelden voor de vader.
Ik heb niet onderzocht hoe lang de gevonden effecten aanblijven. Wel blijkt uit ander onderzoek dat moeders lange tijd depressieve klachten kunnen houden, zelfs tot maanden nadat het huilen is gestopt.”
Is het vreemd dat ouders depressief worden van een kind dat alsmaar huilt?
„Nee. Huilen kan een heel naar geluid zijn. In het beruchte Amerikaanse gevangenenkamp Guantanamo Bay werden huilgeluiden van baby’s afgespeeld om gevangenen te martelen.
Je kunt je voorstellen dat urenlang gehuil van een baby enorm stressvol is voor de ouders. Niet alleen vanwege het geluid, maar ook omdat ouders zich vaak zorgen maken over de gezondheid van hun kind. Ze denken bijvoorbeeld dat het kind een gedraaide darm of een voedselallergie heeft. Ook denken ze vaak dat het kind last heeft van reflux, het terugstromen van maaginhoud in de slokdarm. We vinden echter bij 95 procent van de gevallen geen lichamelijke oorzaak.”
Vaders raken vooral gestrest door de negatieve gevoelens van de moeder, ontdekte u. Hoe belangrijk is deze bevinding?
„De vader raakt inderdaad qua ervaren stress en bindingsproblemen meer beïnvloed door deze gevoelens bij zijn vrouw dan door het huilen van zijn kind, terwijl de emoties van de vrouw vooral afhankelijk zijn van het huilen van het kind. Dat is heel relevante informatie. Want dat betekent dat als je de moeder helpt, de vader daar ook baat bij heeft.
Een depressie ontstaat bij de vader meestal ook later dan bij de moeder. Dat komt vermoedelijk omdat de vader overdag naar zijn werk kan, terwijl de moeder thuis bij het kind blijft. Bij de vader komt de klap pas nadat de moeder onderuitgaat. Naast de somberheid van zijn vrouw speelt slaapgebrek daarbij een rol.”
De cortisolniveaus in het haar van ouders van huilbaby’s zijn relatief laag. Vindt u dat verrassend?
„Ja, dat hadden we niet verwacht. Onze hypothese was juist dat het cortisolniveau bij hen hóger zou zijn. Dat wij iets anders vonden, vind ik wetenschappelijk gezien spannend. Misschien leidt dit tot nieuwe ontdekkingen in de toekomst.Haarcortisolmeting is een vrij nieuwe methode, waarmee je meerdere kanten op kunt. Stress verhoogt het cortisolgehalte, maar angst verlaagt dat juist. Dus misschien duidt een laag haarcortisolgehalte op angstgevoelens. Dat is geen vreemde suggestie: de ouders bezochten de kinderarts immers vanwege angst voor een medische oorzaak. Misschien was deze angst er ook al tijdens de zwangerschap. We hebben 3 centimeter haar onderzocht; dat zegt iets over 3 maanden, dus daar was ook een stukje haar bij van tijdens de zwangerschap. We weten uit ander onderzoek dat angst tijdens de zwangerschap het risico op een huilbaby vergroot”
Wat zijn uw aanbevelingen?
„Het is vooral zaak dat ouders van huilbaby’s op tijd aan de bel trekken. Als kinderartsen zien we hen meestal heel laat, als er al langdurig problemen bij de ouders zijn, de baby al meerdere voedingen heeft uitgeprobeerd, en er medicatie is voorgeschreven. De ouders zijn dan zo gestrest en uitgeput dat ze niet tot nauwelijks openstaan voor bijvoorbeeld troostmethodes. Het komt dan zelfs voor dat we de baby moeten opnemen in het ziekenhuis, om zo de ouders ook rust te geven. Het is daarom belangrijk dat kinderartsen laagdrempelig beschikbaar zijn en ouders niet te lang hoeven te wachten.
Een andere aanbeveling is betere samenwerking tussen de kinderarts, huisarts en het consultatiebureau. Ouders komen vaak als eerste bij de huisarts of jeugdarts op het consultatiebureau. Deze twee artsen moeten goed afspreken wie de regie heeft. Wanneer er medische zorgen zijn, is het handig als ouders op korte termijn een afspraak kunnen maken met de kinderarts.
Vanaf april gaan we in ons ziekenhuis werken met een kortere toegangstijd, binnen drie werkdagen, voor deze groep huilbaby’s. Ouders kunnen dan een consult krijgen bij een ervaren kinderarts en een medisch pedagogisch zorgverlener, die de ouders helpt bij het aanleren van troostmethodes.
Na twee weken volgt een uitgebreide terugkoppeling aan de verwijzend huisarts of jeugdarts via een videoconsult, waarbij ook de ouders aansluiten. We bespreken dan wat we zien en wat er aan de hand kan zijn met het kind.
Zo’n samenwerking zorgt ervoor dat ouders meer vertrouwen hebben en –als er niets aan de hand is– gerustgesteld worden. Ook krijgen ze zo handvatten voor het omgaan met huilgedrag. Dit alles kan bovendien een positief effect hebben op het huilgedrag van het kind, dat haarfijn aanvoelt of de ouders gestrest zijn. In vervolgonderzoek zoeken we uit of deze aanpak inderdaad effectief is.”