Ex-directeur verdiende flink in VPV-kwestie
Een van de hoofdverdachten in de voorkenniszaak rond Veer Palthe Vouˆte (VPV), J. V., heeft privé meer dan 100.000 euro verdiend aan de gewraakte houdstermaatschappijen TG Petroleumhaven en TG Oliehaven.
Dat werd maandag duidelijk tijdens een nieuwe ronde getuigenverhoren voor de rechtbank in Amsterdam. Ruim driekwart van zijn posities in de fondsen had hij echter buiten de ”verdachte periode” van september tot en met november 1999 opgebouwd.
De rechtszaak draait om de vraag of voormalige toplieden van de vermogensbeheerder over voorkennis beschikten toen zij in 1999 via een omweg belegden in aandelen van Koninklijke Olie en Unilever. De zitting maandag bracht weinig duidelijkheid over deze hamvraag. Voormalig VPV-directeur J. V. liet eerder al weten tegen de rechtbank in Amsterdam „in alle openheid en te goeder trouw” gehandeld te hebben.
VPV werkte eind 1999 aan een bod op vier houdstermaatschappijen die uitsluitend bestonden uit aandelenpakketten van Koninklijke Olie en Unilever. Terwijl de vermogensbeheerder met het ministerie van Financiën onderhandelde over de fiscale afwikkeling van de overnames, handelde VPV gewoon door in de fondsen. Het gaat om handel in de houdstermaatschappijen Dordtsche Petroleum, Moeara Enim, Maxwell Petroleum en Calvé Delft.
VPV was in de tweede helft van 1999 druk met de operatie om deze fondsen van de beurs te halen en zo een groot bedrag op te strijken. De aandelen van de houdstermaatschappijen noteerden lager dan de aandelen van Koninklijke Olie en Unilever. Dat had te maken met een verborgen belastingheffing op de houdstermaatschappijen. Door de fondsen helemaal in te lijven, kon de koper aansturen op een voordelige overeenkomst met de fiscus.
De rechtszaak tegen VPV moet uitwijzen op welk moment er sprake is van koersgevoelige informatie. De verdachten handelden tijdens de overnamebesprekingen gewoon door, omdat er volgens hen geen zicht was op een regeling met de fiscus.