Tegen Dell’Utri, die senator is van de regeringspartij Forza Italia, was elf jaar geëist. De voormalige directeur van het reclamebureau Publitalia, dat eigendom is van de holding Fininvest van Berlusconi, zou eind jaren zeventig geld hebben aangenomen van de Cosa Nostra. Dat geld zou hij in Fininvest hebben gestoken.

Dell’Utri is een van de oprichters van Forza Italia. Hij was Berlusconi’s campagneleider voor de verkiezingen van 1994, die de mediatycoon het premierschap opleverden.

Berlusconi gaf Dell’Utri vorige week nog een plek in het dagelijks bestuur van de partij. Hij zou tegen zijn partijleden hebben gezegd: „Ik steek voor hem niet één hand in het vuur, maar allebei".

Het proces in Palermo begon al in 1997, maar kwam pas in een stroomversnelling met de arrestatie van een topfiguur uit de Cosa Nostra, de Siciliaanse maffia, in 2002. Volgens deze getuige, Antonio Giuffre, was Dell’Utri de voornaamste schakel tussen de Cosa Nostra en Forza Italia.

Giuffre heeft ook getuigd dat Berlusconi zelf contact heeft gehad met een maffiakopstuk. De advocaten van de minister–president hebben deze bewering als „absurd" van de hand gewezen.

Berlusconi ontsnapte vrijdag zelf aan een veroordeling wegens corruptie. De rechtbank oordeelde dat Berlusconi zich in 1991 wel degelijk schuldig heeft gemaakt aan het betalen van steekpenningen aan een rechter, maar dat het te laat is om hem daar nog voor te veroordelen. Van een tweede beschuldiging van omkoping werd de premier vrijgesproken.