Opinie

Achteraf oordelen over Indiëveteranen vraagt terughoudendheid

Dat het onderzoek naar het Nederlandse optreden in Indië in de jaren 1945 tot 1949 verdeelde reacties zou oproepen, kon iedereen van tevoren bedenken. De herinneringen en beoordelingen lopen zo ver uiteen, dat het onmogelijk is die te verenigen.

Hoofdredactie
19 February 2022 08:30
Onderzoeksleider Gert Oostindie en Ben Schoenmaker (Directeur NIMH) tijdens de presentatie van de resultaten van het onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950. Voor het programma hebben wetenschappers gekeken naar het Nederlandse geweld in Indonesië. beeld ANP, Bart Maat
Onderzoeksleider Gert Oostindie en Ben Schoenmaker (Directeur NIMH) tijdens de presentatie van de resultaten van het onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950. Voor het programma hebben wetenschappers gekeken naar het Nederlandse geweld in Indonesië. beeld ANP, Bart Maat

Aan de wetenschappelijke deskundigheid van de onderzoekers behoeft niet te worden getwijfeld. Maar daarmee is niet alles gezegd. De selectie van de feiten en vooral de interpretatie daarvan is nooit objectief. Elke historicus zal dat beamen. Dat daar discussie over ontstaat, is dus niet vreemd.

Dat debat wordt scherper als het historisch onderzoek gaat over zaken die betrekkelijk kort geleden zijn gebeurd. En al ligt de strijd om Indië al weer zeventig jaar achter ons, het is wel recente geschiedenis. Het feit dat een aantal betrokkenen nog leeft, onderstreept dat.

Het is juist de groep nog levende oud-strijders die zich door het onderzoek in de kou voelt staan. Zij ervaren het rapport als een dolksteek, omdat heel expliciet en vrij generaliserend wordt gesteld dat er excessief geweld is gebruikt. Daardoor wordt al snel de conclusie getrokken dat elke veteraan zijn boekje te buiten is gegaan.

Verschillenden van deze veteranen hebben in de achterliggende dagen nog eens onderstreept dat veel, zo niet de meerderheid, van de Nederlandse militairen ‘gewoon’ hun plicht hebben gedaan en zich niet schuldig maakten aan excessief geweld.

Daarbij tekenen zij ook aan dat in het rapport slechts zijdelings aandacht is gegeven aan het optreden van de Indiërs zelf, die met een guerrillaoorlog hun onafhankelijkheid wilden bevechten. Dat is inderdaad een manco van het onderzoek, al zullen de betrokken historici zeggen dat hun opdracht was vooral te kijken naar de rol van Nederland. Dat laatste is waar, maar zowel in de rapportage als bij de presentatie zouden de onderzoekers nadrukkelijk hebben kunnen zeggen dat zij maar een deel van het conflict hebben belicht. De andere kant van het probleem is er immers ook.

Tegelijk mogen uitwassen niet onbenoemd blijven. Als er geregeld sprake is geweest van het gebruik van buitensporig geweld door Nederlandse militairen, dat bovendien door legerleiding en politiek werd getolereerd, dan moet dat benoemd worden en dient dat beleden te worden. Dan moet daar vergeving voor worden gevraagd.

Dat is helend, niet alleen voor de relatie tussen Nederland en Indonesië, maar ook voor de veteranen zelf. Al weten zij zich individueel niet schuldig te zijn aan het gebruik van extreem geweld, als groep dragen zij die last wel.

En dan de latere generaties. Laten die beseffen dat het achteraf praten en oordelen gemakkelijker is dan in een actuele oorlogssituatie handelen. Oorlog is een vuil bedrijf en wie erbij betrokken raakt, kan geen schone handen houden. Die wetenschap dwingt tot terughoudendheid en nuance in het oordeel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer