„Alle dingen dan die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo; want dat is de wet en de profeten.”
Wilt u geprezen worden? Prijs dan een ander. Wilt u niet bestolen worden? Steel dan zelf niet. Wilt u geëerd worden? Eer dan zelf de ander. Wilt u barmhartigheid verkrijgen? Schenk zelf barmhartigheid. Wilt u bemind worden? Bemin dan. Wilt u niet slecht bekendstaan? Laat dan uw taalgebruik dienovereenkomstig zijn. En kijk hoe precies het hier is verwoord. Hij zei niet: „Alles wat u niet wilt, dat zij u doen, doet u dat ook niet bij hen”, maar: „Dat wat u wel wilt, doe dat bij hen.” Want er zijn twee wegen die tot de voortreffelijkheid leiden. De ene is afstand doen van de slechtheid, de andere het in praktijk brengen van de deugden. De ene weg stelt Hij voor en daardoor maakt Hij ook de andere weg duidelijk. De ene weg gaf Hij al aan door te zeggen: „Wat u niet wilt, doe dat ook bij een ander niet.” Maar de andere weg gaf Hij heel duidelijk aan door te zeggen: „Alles wat u wilt, dat de mensen u doen, doet u dat ook vooral aan hen.” Er wordt nog iets anders vereist. En wat is dat? „Zijn naaste lief te hebben als zichzelf.” Welk gebod zou nu sympathieker kunnen zijn dan dit gebod? Want haten is onaangenaam en zorgt voor onrust en opstand. Maar liefhebben is heerlijk en goed om te doen.

Johannes Chrysostomus, 
aartsbisschop te Constantinopel

(”Psalm 5”, 2010)